Bilete eveniment JORDAN BELFORT Lupul de pe wall street; Bucuresti. Romania
scriptie wall hondius DEFIII
-
Upload
jeanine-belger -
Category
Documents
-
view
224 -
download
0
Transcript of scriptie wall hondius DEFIII
1
2
3
Inhoudsopgave
Pagina
Voorwoord 5.
Inleiding 7.
H.
1. Op zoek naar een definitie van het begrip documentaire; herkomst, geschiedenis en
huidige discussies
15.
1.1 Definities van documentaire fotografie 16.
1.2 Documentaire traditie 19.
1.3 Documentaire en beeldcultuur, veranderende definities, veranderende praktijk
en huidige discussies over de documentaire fotografie.
24.
1.4 Samenvatting en aanknopingspunten voor de verdere analyse van de werken
van Hondius en Wall.
32.
2. Juul Hondius, Wheels II; blauwdrukken 37.
2.1 Drie jonge mannen tussen de wielen van vrachtwagens 37.
2.2 Werkwijze en intentie 38.
2.3 Wheels II in het oeuvre van Hondius 39.
2.4 Hondius & de veranderende maatschappelijke, technische en artistieke context
rondom de documentaire fotografie
40.
2.5 Juul Hondius & de vorm en inhoud van het documentaire beeld 41.
2.6 Juul Hondius & postmoderne opvattingen over het fotografische beeld 42.
2.7 Juul Hondius & documentaire fotografie in de context van kunst en museum 45.
2.8 Juul Hondius & het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie
45.
3. Jeff Wall, Dead Troops Talk; reconstructie van een verbeeld verleden 47.
3.1 Dead Troops Talk 47.
3.2 De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan 48.
3.3 Walls geconstrueerde beeld van een oorlog 49.
3.4 Dead Troops Talk in Walls oeuvre 60.
3.5 Jeff Wall & de veranderende maatschappelijke, technische en artistieke context
rondom de documentaire fotografie
68.
3.6 Jeff Wall & vorm en inhoud van het documentaire beeld 69.
4
3.7 Jeff Wall & postmoderne opvattingen over het fotografische beeld 70.
3.8 Jeff Wall & documentaire fotografie in de context van kunst en museum 74.
3.9 Jeff Wall & het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie
75.
4. Hondius versus Wall 77.
4.1 Onderwerp en betekenis van Wheels II en Dead Troops Talk 77.
4.2 Werkwijze en intentie van Wheels II en Dead Troops Talk 78.
4.3 Wheels II en Dead Troops Talk binnen de oeuvres van Hondius en Wall 80.
4.4 Hondius, Wall & de veranderende maatschappelijke, technische en artistieke
context rondom de documentaire fotografie
82.
4.5 Hondius, Wall & vorm en inhoud van het documentaire beeld 83.
4.6 Hondius, Wall & postmoderne opvattingen over het documentaire beeld 86.
4.7 Hondius, Wall & documentaire fotografie in de context van kunst en museum 89.
4.8 Hondius, Wall & het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie
90.
Conclusie 93.
Bijlagen: 103.
Bibliografie 105.
Afbeeldingen 111.
5
Voorwoord
Voor u ligt mijn scriptie ter afsluiting van de opleiding Master Kunst en
Cultuurwetenschappen. Met veel plezier heeft ook deze scriptie mij weer helpen zien hoeveel
rijkdom, lagen en parallellen een kunstwerk kan bevatten. Aan de hand van kunst kun je veel
vertellen. Dat is ook meteen een struikelblok, want de hoeveelheid te verwerken en te
structureren informatie is enorm. Twee foto’s dienen in deze scriptie als leidraad; zij vormen
de kapstok waarin mijn verhaal opgehangen is: de hoofdstukken zijn de jassen, die de
kunstwerken, althans dat hoop ik, naadloos passen.
Bijzondere dank gaat uit naar mijn begeleider, dhr. Weijers, voor de geduldige en minutieuze
aandacht die hij aan deze scriptie heeft besteed. Verder wil ik iedereen bedanken die op
directe of indirecte wijze heeft bijgedragen aan deze scriptie door delen na te kijken, te
bekritiseren, met mij over het onderwerp te praten, samen te studeren en me op gepaste tijden
een vrolijke afleiding te bezorgen. Martin, mama en papa, dank jullie wel voor alles.
6
7
Inleiding
Uitgangspunt voor deze scriptie zijn twee fotowerken van Juul Hondius [afb. 1] en Jeff Wall
[afb 2,3]. Beide foto’s zouden, zoals ze hier op papier afgedrukt staan, op het eerste gezicht
afkomstig kunnen zijn van een persbureau. In die zin lijken deze werken van Hondius en Wall
een relatie te hebben met beelden waar we vanuit een documentaire en journalistieke traditie
vertrouwd mee zijn geraakt. ‘Documentair’ betekent volgens Van Dale: op documenten
berustend, als document dienend. Maar schijn bedriegt soms. Door sommige critici en
theoretici worden de werken van Juul Hondius en Jeff Wall binnen de traditie van de
documentaire fotografie geplaatst. Op het eerste gezicht zou dat best kunnen. Maar klopt dit
wel?
Juul Hondius, Wheels II
Drie jonge mannen zitten en hurken tussen de wielen van twee vrachtwagens. De mannen zijn
licht getint. Van hun gezichten is nauwelijks enige emotie af te lezen. Ze maken een
verveelde, wachtende indruk, zoals ze daar op het asfalt zitten. Verstoppen ze zich tussen de
vrachtwagens? De tassen die ze bij zich dragen doen vermoeden dat ze ergens naar onderweg
zijn. Waarheen? Ook al zijn er geen details die dat kunnen prijsgeven, als kijker associeer je
dit beeld al snel met vluchtelingen. Dit blijft echter een vermoeden omdat je als beschouwer
geen tijd, plaats of context aan de foto kunt toekennen.
Het beeld lijkt op een nieuwsfoto, maar dan zonder onderschrift. Toch klopt er iets niet. De
compositie is net iets te evenwichtig. De jongens zijn net iets te schoon en de foto haarscherp.
De mensen in beeld lijken evenwichtig in de compositie te zijn geplaatst. Er is gekozen voor
een uitgekiend laag camerastandpunt. Allemaal elementen die er op wijzen dat de foto niet
‘spontaan’ genomen is. Langzaam kom je als beschouwer tot de conclusie dat dit beeld
volledig door de fotograaf geënsceneerd is. Dit is geen snapshot of journalistieke foto.
De Nederlandse fotograaf Juul Hondius (1970) baseert zijn werk op beelden uit de media,
vooral beelden die te maken hebben met mobiliteit, het passeren van grenzen en onderweg
zijn. Het zijn beelden die associaties oproepen met zaken als illegale immigratie, smokkel,
armoede en burgeroorlog. Hij reageert zo op journalistieke fotografie. In nieuwsbladen lijkt
het neerzetten van een esthetisch beeld vaak belangrijker dan de verslaggevende functie van
een journalistiek beeld. De winnende foto’s uit competities als World Press Photo en de
8
Zilveren Camera tonen vaak de zogenaamde ‘esthetisering van het menselijke leed’.1
Misstanden als oorlogen, natuurrampen, vluchtelingenstromen bereiken ons via persfoto’s als
verontrustende, maar daarom niet minder esthetische beelden. In 2011 bijvoorbeeld, won
Samuel Saranda de World Press Photo competitie [afb. 4] met zijn portret van Fatima al-
Qaws die haar zoon Zayed (18) wiegt, die aan de gevolgen van traangas lijdt nadat hij heeft
meegedaan aan een straatbetoging in Sanaa, Jemen op 15 oktober 2011.2 De fotograaf maakte
er een prachtig beeld van dat duidelijk refereert aan de Piëta, Maria die de dode Christus op
haar schoot heeft. De beeldtaal uit Hollywoodfilms (en in dit geval de beeldende kunst) en die
van de journalistieke verslaggeving gaan volgens Ilse van Rijn steeds meer op elkaar lijken.3
Juul Hondius zet hier, terwijl hij gebruik maakt van clichés en beeldcodes uit de media, een
verstild en afstandelijk beeld tegenover, dat meer vragen oproept dan beantwoordt.
Jeff Wall, Dead Troops Talk
Met een breedte van meer dan vier en een hoogte van meer dan twee meter is het fotowerk
Dead Troops Talk, [afb. 2 en 3] van Jeff Wall een meer dan levensgroot beeld. De foto toont
een scène waarin soldaten, die zijn gesneuveld op het slagveld zijn opgestaan uit de dood. Ze
zijn geplaatst in een bijna piramidale opstelling tot iets over de helft van de hoogte van het
beeld. Van een horizon is geen sprake. Het werk is gemonteerd op een enorme lichtkast.
Anders dan in het geval van gedrukte foto´s en afbeeldingen in fotoboeken is het beeld voor
de beschouwer niet in één opslag te vangen. Bizarre beelden van soldaten stralen de
beschouwer tegemoet in een beeldvullend rotsachtig landschap vol zand, puin en stenen.
De uitgebreide titel Dead Troops Talk (A Vision After an Ambush of a Red Army Patrol Near
Moquor, Afghanistan, Winter 1986), geeft al flink wat aanwijzingen over wat we zien. De
manschappen behoren tot het Rode Sovjetleger en zijn overvallen door een hinderlaag vlakbij
de Afghaanse plaats Moquor. Die hinderlaag was opgezet door islamitische rebellen, de
Moedjahedin, tijdens de Russische bezetting van het land in de jaren tachtig.
Het eerste deel van de titel bevat een bizarre tegenstelling. Hoewel de soldaten praten, zijn ze
dood. Doden praten niet, maar hier wel. Dat deze mannen dood zijn is ook te zien aan de ernst
van hun verwondingen; bloed en organen zijn overal aanwezig en de gezichten van de
1 Sontag 2003, 105. 2 World Press Photo 2011. http://www.worldpressphoto.org/photo/world-press-photo-year-2011-0
(geraadpleegd 1-5-2012) 3 Van Rijn 2009, 111-130.
9
mannen zijn lijkwit. Ze zijn verwikkeld in wat Wall omschrijft als een ‘dialoog tussen de
doden’.4 Elke figuur of groep lijkt anders te reageren op de ervaring van de dood. De drie
soldaten die spelen met hun eigen wonden en ingewanden doen nogal frivool aan. Wall zelf
suggereert dat hun zwarte humor een plausibele reactie is op de omstandigheden, net als de
meer serieuze, geschokte en apathische reacties van andere dode soldaten. 5 De enige levende
zielen in het werk zijn de in het wit geklede man links, een Afghaanse rebel, die zich over een
tas buigt, waarschijnlijk om de bezittingen van de dode soldaat te roven, en zijn twee collega-
rebellen rechtsboven in de foto waarvan alleen de benen, gestoken in wijdvallende broeken te
zien zijn. Rondom hun benen zien we een verzameling Kalasjnikovs.
In dit werk vol gedetailleerde en groteske fictie mengt Wall elementen uit oorlogs- en
horrorfilms met conventies uit de historieschilderkunst tot één beeld. Wall’s fotowerk is
zorgvuldig opgebouwd, zoals een film of een episch schilderij. De foto is geschoten in een
grote studio, met acteurs, kostuumontwerpers, special effects en visagisten. De figuren zijn
afzonderlijk en in kleine groepen gefotografeerd. Het uiteindelijke beeld is digitaal
geassembleerd.6 Feitelijk gaat het dus om een fotomontage, die vervolgens op een lichtkast is
gemonteerd.
Jeff Wall (1946) is een Canadese kunstenaar, die woont en werkt in Vancouver. Hij begon
zijn carrière als conceptueel kunstenaar aan het eind van de jaren zestig. In de jaren zeventig
onderbrak hij zijn actieve kunstenaarschap om onder andere in Londen aan het Courtauld
Institute kunstgeschiedenis te studeren. Vervolgens doceerde hij aan verschillende
universiteiten. Wall is dus zowel kunsthistoricus als kunstenaar. Hij is het meest bekend om
zijn foto’s, die hij vanaf de jaren zeventig maakt. Vaak gaat het daarbij om grootschalige
fotowerken in kleur die op transparant worden geprojecteerd en gemonteerd zijn op
lichtkasten.7 Het gebruik hiervan geeft de werken een reclame-effect, maar zorgt doordat het
transparante beeld van achter belicht wordt ook voor de illusie van diepte in het werk.
Eigenlijk vormen bizarre, fantasievolle en gruwelijke taferelen zoals Dead Troops Talk,
4 Jeff Wall geciteerd in Burnett 2005, 59. 5 Idem. 6 http://www.tate.org.uk/whats-on/tate-modern/exhibition/jeff-wall/room-guide/jeff-wall-room-8.
(geraadpleegd 10-3-2012). 7 Cibachroom is een fotografisch kleurenafdruksysteem dat direct van positief naar positief werkt en gebaseerd
is op het uitbleken van de niet gewenste kleurpartijen. Het levert een grote kleurechtheid op en de foto’s
verbleken minder snel wanneer ze aan licht blootgesteld worden dan bij andere afdrukmethoden.
10
(1992) [afb. 2, 3] en The Vampires Picknick (1991) [afb 5.] een uitzondering binnen Walls
oeuvre. Meer typerend voor Walls werk zijn geënsceneerde representaties van alledaagse
gebeurtenissen, bijvoorbeeld het werk Mimic, (1982) [afb. 6]. De zaken die hij afbeeldt lijken
vaak heel herkenbaar en alledaags, maar door de zorgvuldige constructie van zijn beelden
staan de foto´s ver af van de snapshots waarop dit soort gebeurtenissen normaal gesproken te
zien zijn.
De fotografie nam rond de vorige eeuwwisseling de functie van registrerend medium over van
tekenaars en lithografen. Wall echter ziet de fotografie niet als een registratie, maar als
vertelling, een vorm van representatieve kunst. Zijn bekende werkwijze, foto’s op lichtkasten,
waarbij het transparante beeld van achter verlicht wordt, vormt de weerslag van een zoektocht
naar een nieuwe, uit de wereld van de reclame afkomstige methode om het dagelijks leven op
een picturale manier te representeren. Ook houdt hij zich bezig met de filmische aspecten van
de fotografie.8 Deze cinematografische werkwijze komt niet alleen tot uiting in werken waar
de personages daadwerkelijk als acteurs fungeren zoals Dead Troops Talk [afb. 2,3], en The
vampires picnic, (1991) [afb 5.], maar ook in een foto die van bovenaf van een woonwijk is
genomen, zoals Eviction Struggle [afb 7.], waar het camerastandpunt duidelijk aan film
ontleend is. Ook de figuren die in een soort ‘freeze’ zijn afgebeeld doen denken aan het
moment waarop de filmcamera vanuit een helikopterview inzoomt op een dramatische scène.
Walls foto’s verwijzen vaak naar kunst en sociaaleconomische omstandigheden. Soms zijn
zijn foto’s digitale samenvoegingen van meerdere, apart geschoten foto’s, op andere
momenten zijn ze in één keer genomen vanuit een vooraf bedacht scenario. Wall’s werk
wordt in belangrijke mate gevormd door beeldmotieven uit het verleden. In zijn werk maakt
hij intensief gebruik van elementen uit de kunstgeschiedenis, fotografiegeschiedenis en
filmgeschiedenis.
Documentair? Documentaire?
De in deze scriptie besproken beelden en kunstenaars raken op verschillende vlakken aan
discussies op het gebied van het documentaire beeld in de huidige beeldcultuur. In de
essaybundel Documentaire Nu! (2005) is het belangrijkste besproken thema de ontwikkeling
van de documentaire traditie, zowel op het gebied van film als fotografie. Bijzondere aandacht
gaat uit naar de het pseudo-documentaire beeld zoals dat in het museum wordt getoond:
8 http://www.tate.org.uk/art/artists/jeff-wall-2359/text-artist-biography. (geraadpleegd 17-4-2012)
11
beelden die in een museale context op een bijna theoretische manier reflecteren op zaken als
de fotografie zelf, het begrip documentaire en beeldcultuur, en daarbij een beroep doen op de
visuele geletterdheid van de beschouwer. In het voorwoord van de bundel Documentaire Nu!
(2005) schrijven de redacteuren Frits Gierstberg, Maartje van den Heuvel, Hans Scholten en
Martijn Verhoeven dat de documentaire de laatste twee decennia een stormachtige
ontwikkeling heeft doorgemaakt.9 De geloofwaardigheid van het documentaire beeld staat
sterk onder druk, mede door de invloed van de digitalisering. Documentaire fotografen- en
filmers spelen in toenemende mate op het scherpst van de snede met feit en fictie,
bijvoorbeeld door assembleren, manipuleren en construeren van beelden die op het eerste
gezicht ‘waar’ lijken.10
De werken van Jeff Wall en Juul Hondius die ik in deze scriptie
bespreek bevinden zich in dit grensgebied tussen feit en fictie, maar reflecteren er ook op.
Hoe ze dat precies doen wil ik in deze scriptie onderzoeken.
De redacteuren van Documentaire Nu! constateren ook dat de traditionele podia van de
documentaire, zoals bioscopen, fotoboeken en tijdschriften, aan invloed verliezen, terwijl
deze vorm van beeldcultuur zich in het kunstmuseum verder lijkt te ontwikkelen.
Documentaire en kunst lijken twee elkaar overlappende gebieden te zijn geworden die, zeker
nu, niet los van elkaar kunnen worden gezien. De hoofdvraag van deze scriptie is dan ook
ingegeven door een aantal beweringen uit de essaybundel Documentaire Nu!:
In welke relatie staan de werken Wheels II van Juul Hondius en Dead Troops Talk van
Jeff Wall tot een traditie van documentaire fotografie?
Aanjagers van de toenemende aandacht voor het documentaire beeld in de kunst waren de
Documenta’s van 1997 (X) en 2002 (XI).11
Tijdens Documenta X werd bijvoorbeeld het
videowerk Dial H-I-S-T-O-R-Y (1995-1997) [afb. 8.]) van de Belg Johan Grimonprez
getoond. Grimonprez zocht voor dit werk gedurende twee jaar allerlei archieven af op zoek
naar beelden van vliegtuigkapingen, reclames voor luchtvaartmaatschappijen,
trainingsvideo's, fragmenten uit sciencefictionfilms en tekenfilms. Deze monteerde hij aaneen
tot een 68 minuten durende film die af toe onderbroken wordt door de tekst 'INSERT
COMMERCIAL HERE'. De ondertitels bevatten tekst die niet correspondeert met wat er te
9 Gierstberg, Van Den Heuvel, Scholten, Verhoeven (red.) 2005. 10 Gierstberg 2005, 39. 11 De Documenta is een vijfjaarlijkse invloedrijke kunstmanifestatie in Kassel, Duitsland.
12
zien is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de ondertiteling van het commentaar door een
verslaggever bij een nieuwsitem.12
Door de combinatie van deze verschillende elementen
becommentarieert Grimonprez volgens Robert Jones de constructie van 'werkelijkheid',
'waarheid' en 'geschiedenis' door de media.13
Grimonprez suggereert dat de informatie die de
media overbrengen, mede dankzij de fascinatie van de kijker voor spektakel, gemanipuleerd
en gebruikt kan worden ten gunste van de gewenste beeldvorming van bepaalde partijen rond
thema’s als terrorisme en macht.14
De werking van het documentaire beeld wordt door talloze kunstenaars bevraagd,
geanalyseerd en aangepast voor persoonlijke, artistieke en maatschappelijke doeleinden. 15
Maar is hun werk dan nog documentair? Kunnen we dit begrip eigenlijk nog wel definiëren?
Curator en kunstcritica Maartje van den Heuvel, stelt dat kunstenaars als Wall en Hondius
behoren tot een groep van kunstenaars die meer en meer het documentaire beeld zelf aan de
orde stellen.16
Volgens haar doen zij dat vooral door de wijze waarop zij hun beelden
samenstellen. Jeff Wall maakt al sinds de jaren zeventig documentair ogende beelden, zoals
Mimic (1982) [af. 6]. Volgens van Den Heuvel verwijzen dit soort foto’s naar het gebruik van
beelden in de massamedia en hoe geraffineerd en clichématig deze kunnen zijn. Wall citeert
de documentaire beelden niet zelf, maar bootst ze na door de codes, gebaren en composities
ervan te gebruiken.17
Hetzelfde principe herkent van den Heuvel in de foto´s van Juul
Hondius. Ook hij ensceneert zijn beelden zorgvuldig en toont zo de stereotiepe codes en
sjablonen waarvan de media zich bedienen. Van den Heuvel beweert dat zowel Wall als
Hondius stilstaan bij de samenstelling van documentaire beelden en de manipulatieve werking
ervan tonen.18
Er zijn echter ook sterke aanwijzingen dat met name Wall zich eerder baseert
op een schilderkunstige dan een documentaire traditie. Kunsthistoricus Michael Fried
bijvoorbeeld, legt in zijn boek Why photography matters as art as never before (2007) niet de
link tussen fotografie en een door de media opgelegde beeldcultuur, maar plaatst deze in een
12 Joly (red.) 1997, 84. 13 Jones, 1998. http://www.frieze.com/issue/review/johan_grimonprez/ (geraadpleegd 6-5-2012) 14 Jones, 1998. http://www.frieze.com/issue/review/johan_grimonprez/ (geraadpleegd 6-5-2012) 15 Gierstberg, Van Den Heuvel, Scholten, Verhoeven (red.) 2005. 16 Van Den Heuvel 2005, 118. 17 Van den Heuvel 2005, 118, 119. 18 Idem 119.
13
traditie die voortborduurt op (vooral) de schilderkunst. Fried legt de nadruk op de foto als
kunstobject en stelt dat fotografie zich juist verwijderd heeft van zijn journalistieke functie.19
In deze inleiding heb ik het begrip documentaire en de notie van een documentaire traditie al
een aantal keer genoemd en bevraagd. Wat ‘documentaire’ en ‘documentaire traditie’ precies
inhouden is een vraag die veel verschillende inzichten en antwoorden kan opleveren. Om te
kunnen beargumenteren of Hondius en Wall in een documentaire traditie geplaatst kunnen
worden, zal ik het eerste hoofdstuk wijden aan verschillende opvattingen over dit begrip en
zijn geschiedenis. Vervolgens onderzoek ik de bewering dat Hondius en Wall in hun werk
stilstaan bij de samenstelling van het documentaire beeld. Klopt deze uitspraak? Of kunnen
hun beelden ook verwijzen naar heel andere voorlopers dan de documentaire fotografie? Om
dit te kunnen beargumenteren wil ik in het tweede en derde hoofdstuk de werken van Wall en
Hondius uitgebreid analyseren. Vervolgens worden werken van beide kunstenaars vergeleken.
Welke beeldstrategieën gebruiken Wall en Hondius? Welke uitspraken kun je aan de hand van
deze vergelijking doen over hoe Hondius en Wall het begrip documentaire in hun werk
benaderen? Door het vergelijken en afwegen van al deze verschillende opvattingen ontstaat,
vanuit twee fotowerken, een beeld van de discussies die spelen rondom het documentaire
beeld in de kunst.
19 Wall geïnterviewd door Dercon 1995, 2.
14
15
1. Op zoek naar een definitie van het begrip documentaire; herkomst,
geschiedenis en huidige discussies
Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw maakt het documentaire beeld een stevige opmars
in de wereld van de kunst. Zoals in de inleiding al duidelijk werd, zijn de werken Wheels II
van Juul Hondius en Dead Troops Talk van Jeff Wall gemaakt om te exposeren in galerieën
en musea en niet voor publicatie in media als in kranten, boeken, tijdschriften en websites.
Deze beelden functioneren, met andere woorden, in de context van kunst en musea (of die van
particuliere kopers).
Toch veronderstel ik in deze scriptie een relatie met het documentaire beeld. Hondius en Wall
maken gelaagde beelden, foto’s met meerdere interpretatieniveaus. Ik verwacht dat Hondius
en Wall zich in de genoemde werken op één of meerdere van deze betekenislagen
bezighouden met het reflecteren op en deconstrueren van het documentaire beeld. Als dat zo
is, is er sprake van reflectie op de documentaire op metaniveau. Het lijkt erop dat Wall en
Hondius de bestaansvoorwaarden van de documentaire fotografie meedenken in hun beelden,
en daar hun eigen beeld tegenover zetten. In de in de inleiding al besproken essaybundel
Documentaire Nu! (2005) gaat veel aandacht uit naar de het pseudo-documentaire beeld zoals
dat in het museum wordt getoond: beelden die in een museale context op een bijna
theoretische manier reflecteren op zaken als de fotografie zelf en de begrippen documentaire
en beeldcultuur, en daarbij een beroep doen op de visuele geletterdheid van de beschouwer.
Visuele geletterdheid is een begrip dat op vele niveaus toegepast kan worden. Bijna iedereen
gebruikt een vorm van visuele geletterdheid in zijn of haar dagelijks leven om bijvoorbeeld de
referenties in, of de geloofwaardigheid van een reclameboodschap te kunnen inschatten.
In fotografische kunstwerken als die van Wall en Hondius wordt er van het museale publiek
echter nog meer gevraagd. Wall en Hondius dagen de toeschouwer uit om op verschillende
niveaus de afbeeldingen te duiden. Zij maken daarbij gebruik van referenties in beeld naar
afbeeldingen uit de media en vooral in het geval van Wall ook naar een kunsthistorisch
discours. De visuele geletterdheid van een (toch wat select) publiek van
tentoonstellingsbezoekers wordt gelaagd, op meerdere niveaus aangesproken. Van den Heuvel
beweert dat zowel Wall als Hondius stilstaan bij de samenstelling van klassieke documentaire
beelden en de manipulatieve werking ervan tonen. Is deze aanname dat Wall en Hondius in
hun werk op gelaagde wijze refereren aan de klassieke documentaire fotografie, en deze deels
ook deconstrueren, steekhoudend?
16
Om deze vraag in relatie tot de werken Wheels II van Juul Hondius en Dead Troops Talk van
Jeff Wall te kunnen beantwoorden is het in de eerste plaats belangrijk om de begrippen
‘document’, ‘documentaire’ en ‘documentaire traditie’ te verduidelijken. Dit zijn echter
allemaal begrippen waar over de definitie ervan geen eenduidigheid bestaat en die
voortdurend ter discussie staan. Toch zal ik in dit hoofdstuk proberen een overzicht te geven
van geschiedenis en de huidige discussies op het gebied van de documentaire fotografie.
Daarbij komen ook sterk verwante gebieden zoals beeldcultuur en de overlap tussen de
documentaire fotografie en kunst aan de orde.
1.1 Definities van documentaire fotografie
Eén van de redenen waarom het begrip ‘documentaire fotografie’ zo moeilijk te duiden is, is
dat deze een veelheid aan toepassingen omvat, bijna net zo breed als de fotografie zelf. Elke
fotografische afbeelding kan documentair worden genoemd, omdat deze afbeelding het
resultaat is van een proces van opname, van vastlegging, van verwerkelijking van een beeld.20
De relatie tussen werkelijkheid en foto, waaraan de documentaire fotografie haar
waarheidsclaim ontleent, wordt ook wel indexicaal genoemd. Rosalind Krauss definieert deze
indexicale relatie in haar essay Notes on the index: Part I (1983).21
Een relatie wordt in haar
definitie indexicaal genoemd wanneer een teken gekoppeld is aan iets dat werkelijk bestaat op
grond van aangrenzendheid. Het afwezige waar een teken indexicaal naar verwijst, is altijd
iets specifieks, een concrete plaats- en tijdgebonden zaak, persoon of gebeurtenis. Indexen
hebben altijd betrekking op iets uit de ervaringswereld, uit de empirische werkelijkheid. Zoals
de icoon een waarneembare mogelijkheid is, zo is de index de bepaling van iets. Een foto legt
op basis van gelijkenis een causale relatie met iets uit de werkelijkheid. Een foto is zowel een
beeld, icoon als een afdruk of index. En hoewel de fotografie ook iconisch is, ontleent zij haar
onderscheidende kracht aan haar indexicaliteit. Zoals een voetafdruk verwijst naar een
werkelijke voet, zo laat de werkelijkheid voor de camera lichtsporen achter op het
fotografische materiaal. Wat wij zien, is ook werkelijk voor die camera geweest.
Het begrip ‘documentaire fotografie’ staat al zo lang als het wordt gebezigd ter discussie. Ook
kunsthistoricus, criticus en curator Jean-François Chevrier vindt dat we kunnen stellen dat alle
fotografie documentair is voor zover het een opname betreft.22
Dit omdat een opname een
registratie, een document is, van een tijd en plaats die heeft bestaan voor de lens van de
20 Chevrier 2005, 47. 21 Krauss 1983, 203. 22 Chevrier 2005, 47.
17
fotograaf. Deze brede definitie heeft volgens hem als verdienste dat ze ons erop wijst dat de
fotografische afbeelding, voortvloeiend uit de registerende methode, niet hoofdzakelijk een
product is van de verbeelding.23
Van de documentaire grijpt Chevrier noodzakelijkerwijs terug naar het document.24
De
zogeheten documentaire fotografie is een categorie van gereproduceerde beelden, misschien
wel een eigen genre, maar ze veronderstelt volgens hem de voorafgaande definitie van het
document. Document en feit zijn noties die met elkaar samenhangen en elkaar aanvullen: het
document levert feiten en vormt zelf ook een feit. De fotografie, die het licht zag in een
cultuur die gekenmerkt werd door de romantische verheerlijking van de verbeelding, werd als
een hoofdzakelijk realistische techniek beschouwd. Met realistisch werd de exacte of
waarheidsgetrouwe weergave van actuele visuele feiten aangeduid. ‘Feit’ staat hier in een
definitie van het realisme die fungeert binnen de positivistische ideologie die in de
negentiende eeuw de ontwikkeling van de natuur- en sociale wetenschappen heeft beïnvloed,
aldus Chevrier. De notie van documentaire fotografie heeft zich ontwikkeld in een beschaving
waarin veel waarde wordt gehecht aan feiten en documenten.
Voor een beter begrip van de vage term documentaire heeft het volgens Olivier Lugon,
hoogleraar kunstgeschiedenis aan de universiteit van Lausanne. echter weinig zin om terug te
gaan in de tijd: daarvoor heeft het woord in het verleden te veel verschillende beelden en
opvattingen opgeroepen en tegenstrijdige omschrijvingen gekregen.25
Wat een historische
terugblik kan laten zien is de veranderlijkheid van de notie ‘documentaire’ in de loop van de
geschiedenis van het begrip zelf. Niemand, schrijft Lugon, heeft ooit geweten wat het begrip
documentaire precies inhield.26
Als het om film gaat is een grove omschrijving nog denkbaar:
non-fictie tegenover fictie. Veel moeilijker is het om vast te stellen wat het tegendeel is van de
fotografische documentaire. Is dat fotografische fictie? En welke lading dekt deze term? Toch
vormde de onduidelijke betekenis van de term zeker geen belemmering voor het succes en de
verspreiding van het woord ‘documentaire’. De meest uiteenlopende auteurs, kunstenaars,
fotografen en filmers hebben zich met recht de documentaire toegeëigend. Dit vrije gebruik
en de voortdurende discussie over het begrip ‘documentaire’, meent Lugon, vormt juist één
23 Chevrier 2005, 47.. 24 Idem 47, 48. 25 Lugon 2005, 65. 26 Idem, 65.
18
van de voorwaarden voor de theoretische uitwerking ervan die vanaf ongeveer een eeuw
geleden heeft plaatsgevonden.
Het enige dat veel definities volgens Lugon gemeen hebben, is de zeer algemene eis van
respect voor een bepaald thema en de zeer algemene behoefte ‘de dingen te laten zien zoals ze
zijn’.27
De documentaire moet daarover betrouwbare en authentieke informatie geven en
daarbij elke vorm van verfraaiing te vermijden die de integriteit van de werkelijkheid zou
kunnen aantasten. Maar over de uitwerking van deze punten zijn vervolgens alleen maar
verschillen van mening geweest. Welke onderwerpen zijn de moeite waard om te registeren?
Wat moet er met de door fotografische registratie vervaardigde documenten gebeuren? Welke
esthetische elementen spelen een rol in de registratie?28
Wat betreft de door een fotograaf gehanteerde methoden die garant moeten staan voor een
getrouwe weergave van de werkelijkheid duiken grote onderlinge verschillen op, schrijft
Lugon.29
Hij somt een aantal vragen op die gedurende de hele geschiedenis van de
documentaire voor discussies gezorgd hebben. Moet de maker schuilgaan achter het
onderwerp in een neutrale houding (de onzichtbare fotograaf), of is zijn aanwezigheid (in de
vorm van een persoonlijke stijl) noodzakelijk voor de geloofwaardigheid van zijn getuigenis?
Is esthetische formalisering gewenst, of overheerst die de documentaire inhoud van een
beeld? Bestaat ‘de echte documentaire’ uit een opeenstapeling van bewijsmateriaal dat geheel
door het onderwerp wordt gedefinieerd en geen enkele signatuur van de maker meer behoeft?
Moeten de beelden voor zich spreken of moet de betekenis ervan gestuurd worden door
commentaar en tekst die de beelden veranderen en ondergeschikt maken? Is de documentaire
niet per definitie een gezamenlijke constructie van verschillende actoren – zowel de fotograaf
als de gefotografeerde, en iedereen die betrokken is bij het tentoonstellen of publiceren van de
foto- en die gezamenlijk een bepaald doel of visie in een documentaire foto verwerken?30
Dat wat in eerste instantie overkwam als een fundamentele zwakheid van de het documentaire
project, de onduidelijke definitie ervan en de heterogeniteit van de verschillende
benaderingen, blijkt voor zijn ontwikkeling juist de belangrijkste factor te zijn geweest, aldus
Lugon.31
De neiging om methoden en doelstellingen voortdurend ter discussie te stellen en de
27 Lugon 2005, 65. 28 Idem, 65. 29 Idem, 66. 30 Idem, 67. 31 Lugon 2005 67.
19
middelen voor een waarheidsgetrouwe voorstelling van de werkelijkheid steeds weer opnieuw
uit te vinden leidt tot een voortdurende vernieuwing van het genre. Het documentaire project
is in zijn hele geschiedenis voortdurend in beweging en bevond zich voortdurend in een crisis.
Net wanneer sommigen dachten een aanpak te hebben gevonden die garant zou staan voor het
correct weergeven van de werkelijkheid, trokken anderen deze weer in twijfel en gingen op
zoek naar een geschiktere methode die dichter op de werkelijkheid zat. Dit vormt voor Lugon
de uiterst productieve paradox van de documentaire: terwijl het basisprincipe, ‘de dingen te
laten zien zoals ze zijn’, in de eerste instantie het genre leek te beperken tot een voortdurende
herhaling van de realiteit en zo de documentaire elke vorm van ontwikkeling leek te
ontnemen, heeft dit eenvoudig geformuleerde principe juist een permanente zoektocht naar
methoden en nieuwe vormen teweeggebracht.32
1.2 Documentaire traditie
Daar er geen eenduidigheid bestaat over de definitie van documentaire fotografie, vullen
verschillende auteurs ook de documentaire traditie ieder op verschillende wijze in. Een aantal
belangrijke mijlpalen komen steeds weer terug, en aan de hand van deze voorbeelden wil ik
een geschiedenis schetsen van de documentaire fotografie tot omstreeks de jaren tachtig van
de vorige eeuw. De huidige discussies en ontwikkeling binnen de documentaire fotografie, die
vanaf ongeveer de jaren tachtig van de vorige eeuw hun intrede doen, bespreek ik in de
volgende paragraaf.
Verschillende tradities, verschillende opvattingen
Chevrier stelt dat we tegenwoordig zo geneigd zijn de fotografie te plaatsen in de
geschiedenis van de massamedia, die vooral informatie en vermaak willen bieden, dat we zijn
vergeten dat de eerste documentaire functie van de fotografie ontstond in de context van
kennis en scholing.33
Fotografie als middel om documentatie te verkrijgen werd ingezet op
academies voor beeldende kunsten en het wetenschappelijk onderzoek. Kunstenaars,
fotografen en documentalisten wisten onderscheid te maken tussen het wetenschappelijk
belang en de pittoreske uitwerking, en zo deze twee registers in hun afbeeldingen af te
wisselen of te combineren.34
Shells and Fossils (1839) [afb. 9], van de uitvinder van de
32 Idem, 67, 68. 33 Chevrier 2005, 49. 34 Chevrier 2005, 49.
20
Daguerreotypie Louis-Jacques-Mandé Daguerre, is een vroeg voorbeeld van de negentiende-
eeuwse drang tot classificeren en verzamelen.35
Lugon onderscheidt vanaf het begin van de twintigste eeuw drie grote lijnen binnen de
geschiedenis van de documentaire: een encyclopedisch- pedagogische stroming, een
conserverende richting die zich inzet voor het behoud en de registratie van erfgoed en een
sociaal-politieke stroming.36
Daarnaast spelen nog esthetische overwegingen een rol die van
invloed zijn op de manier waarop de fotograaf zijn onderwerp in beeld brengt. Het zijn de
eerste twee lijnen, de encyclopedisch-pedagogische en de conserverende, die gedurende de
eerste decennia van de twintigste eeuw het meest met het begrip documentaire in verband
werden gebracht. In Frankrijk verwees destijds het begrip le film documentaire naar een
culturele film of een film met een opvoedend karakter. Op het gebied van de fotografie nam
het vraagstuk van het encyclopedisch archiveren en de inventarisatie van het cultureel erfgoed
een dominante plaats in bij de nog aarzelende discussies over het begrip documentaire.37
In 1906 werd het Eerste Internationale Congres voor Documentaire Fotografie in Marseille
gehouden. Het was de eerste poging de in fotografische kringen en in het bibliotheek- en
archiefwezen ontstane belangstelling voor het visuele document te bundelen. Op dit congres
werden al vraagtekens gezet bij de problematische begrippen documentair beeld en bij de
voorwaarden waaraan de afdrukken van foto’s moesten voldoen om een document te vormen.
Toen al kwam men moeilijk tot een duidelijk antwoord. Het kader, de wijze waarop een beeld
beschikbaar wordt gesteld, bijvoorbeeld door middel van een archiefsysteem, is wat een beeld
tot document maakt, vond men destijds. De manier waarop een afbeelding in een
archiefsysteem geclassificeerd werd, was hetgeen dat de afbeelding haar betekenis verleende.
Deze betekenis was daarmee alleen zichtbaar door een gebruiker die een afbeelding weer uit
het archief haalt, en werd zo een sluimerend voorwerp dat wacht op een gebruiker die de
betekenis ontdekt.38
35 Clarke 1997, 46. 36 Lugon 2005, 65. 37 Idem. 38 Idem, 66.
21
Documentaire als strijdbare ooggetuige
De archiefopvatting, die in de officiële fotografische kringen heerste, stond in contrast met
sociaal-politieke opvattingen van de documentaire, die in dezelfde periode opkwam in de
kringen van de sociale vernieuwing. De fotografie werd al gebruikt door maatschappelijke
hervormers en liefdadigheidsinstellingen om de publieke opinie ontvankelijk te maken voor
de armoede in de steden en de uitbuiting van de arbeiders, maar het strijdlustig gebruik van
beelden die vooral dienden ter ondersteuning van een betoog was nog onbekend.39
Vanaf het
begin van de twintigste eeuw kreeg deze sociaal-politieke waarde, vooral vanuit Engelstalige
landen, de overhand. De Angelsaksische invloed zou een duidelijk stempel drukken op deze
verschuiving in de betekenis die aan documentaire fotografie verleend wordt.
De term ‘documentair’ als genreaanduiding ontstond voor het eerst in het jaar 1926. John
Grierson, een Britse filmproducer gebruikte deze benaming om non-fictiefilm te
beschrijven.40
Een documentaire zou objectief en realistisch zaken uit het werkelijke leven
beschrijven, in tegenstelling tot de speelfilm, die een fictieve werkelijkheid voorspiegelt.41
Britse en Amerikaanse auteurs gebruikten het Franse woord documentaire en maakten er
documentary van.42
Met deze term duidden zij werk aan dat gericht was op de niet-
geënsceneerde hedendaagse wereld, en vooral op de sociale werkelijkheid. ‘Documentair’
kreeg daarmee een sterk positieve, morele en politieke connotatie, gericht op het streven naar
waarheidsgetrouwheid met betrekking tot de realiteit.43
In deze betekenis vormde een
documentaire foto niet zozeer een archiefstuk, maar iets wat deel uitmaakt van een
gedachtegang die de foto een door de fotograaf gewenste betekenis of boodschap meegaf. De
foto was bovendien niet bestemd voor een onbekende toekomstige toeschouwer, maar voor
een tijdgenoot wiens gedachtegang direct beïnvloed kon worden.44
In tegenstelling tot de
archiefopvatting gaat de documentaire fotograaf nu veel verder dan het maken en archiveren
van een foto. De fotograaf, maar ook personen of instanties eromheen zoals sociale en
politieke organisaties, redacties van tijdschriften en kranten enzovoorts, activeren als het ware
39 Lugon 2005, 66. 40 Grierson schrijft dit in een artikel in The New York Sun, 1926. Uit: Stott 1973, 9. 41 Van den Heuvel 2005, 111. 42 Lugon 2005, 66. 43 Idem. 44 Idem, 67.
22
de fotografische documenten, ze organiseren de ontmoeting met het publiek door middel van
bijvoorbeeld affiches, publicaties en tentoonstellingen.45
Verschillende auteurs geven verschillende opvattingen over de geschiedenis van de
documentaire weer. Waar Lugon een encyclopedische, een op erfgoed gerichte en een sociaal-
politieke documentaire traditie onderscheidt, zijn er volgens Maartje van den Heuvel vanuit
Nederlands perspectief grofweg twee beeldtradities in de geschiedenis aan te wijzen die de
invulling van het begrip documentaire hebben bepaald. Deze twee tradities plaatst zij in haar
essay Spiegel van de beeldcultuur (2005) onder de noemer ‘documentaire als strijdbare
ooggetuige’.46
Vanuit het westen was er een Angelsaksische lijn van human interest-
fotografie en film ontstaan. Daarnaast was er een traditie in het oosten die van invloed was:
communistische en socialistische Sovjet-fotografie en Duitse fotografie en film van het begin
van de twintigste eeuw tot in het interbellum.47
De oorsprong van human-interesttraditie wordt gesitueerd rond 1900, bij Amerikaanse
fotografen als Jacob Riis (1849-1914) [afb. 10] en Lewis Hine (1874-1940) [afb. 11]. Hun
fotografie kwam voorst uit een sterke compassie met immigranten, arbeiders en boeren die
destijds in de Verenigde Staten vaak onder erbarmelijke omstandigheden leefden. Hun
onderwerpen en de manier waarop deze in beeld werden gebracht sloten aan bij hun
reformistische aspiraties.48
In het beroemde Farm Security Administration Project speelde de
realistische weergave van de werkelijkheid, in plaats van het geromantiseerde, fictieve beeld,
een belangrijke rol.49
Fotografen als Walker Evans [afb. 12] en Dorothea Lange [afb. 13]
legden in opdracht van de Amerikaanse overheid de erbarmelijke omstandigheden op het
Amerikaanse platteland en in de arme wijken in steden vast. De beelden dienden de New
Deal-politiek van president Franklin D. Roosevelt, die was ingezet om de armoede in
Amerika te bestrijden, van visuele argumenten te voorzien.50
De lijn van de hier geschetste
traditie wordt in de jaren vijftig en zestig voortgezet in de fotografie van geïllustreerde
45 Lugon 2005, 68-69. 46 Van den Heuvel 2005, 111. 47 Idem, 111-112. 48 Idem, 112. 49 Het Farm Security Administration Project was onderdeel van de door president Franklin D. Roosevelt in 1935
opgerichte Resettlement Administration, waarmee financiële steun werd verleend aan de door droogte
geteisterde centrale staten van de Verenigde Staten. Binnen de FSA coördineerde Roy E. Strycker (hoofd van de
historische afdeling van het ministerie van Landbouw) een omvangrijk fotografisch project, dat tot doel had het
Amerikaanse boerenbestaan te documenteren. 50 Van den Heuvel 2005, 112.
23
tijdschriften. Vooral fotografen van het agentschap Magnum maakten met hun kritische
onderzoekende en onafhankelijke documentaire fotografie internationaal naam. 51
In de eerste decennia van de twintigste eeuw was er in Rusland, later de Sovjet-Unie en
Duitsland ook een beeldtraditie die invloed had op de vorming van het begrip documentaire.
Het opkomende socialisme en communisme omarmden fotografie en film als een nieuwe en
zuivere beeldtaal die paste bij de nieuwe tijd en die zich tegenover de traditie van de
schilderkunst positioneerde.52
Deze laatste werd afgedaan als het stoffige en met decoratie en
maniërisme vervuilende medium van de bourgeoisie.53
Georganiseerde arbeidersbewegingen
in de vroege jaren van de Sovjet-Unie en in Duitsland zetten heel bewust de foto- en
filmcamera in om de revolutionaire socialistische en communistische strijd van de
arbeidersklasse te ondersteunen. Hun fotografie kenmerkt zich door collageachtige technieken
en een sterke combinatie van beeld en typografische elementen. In dit verband is Alexander
Rodchenko [afb. 14] een sleutelfiguur. Hij een ontwikkelde in de periode van de
communistische revolutie een geheel nieuwe beeldtaal met uitgesproken camerastandpunten,
extreme perspectieflijnen en close-ups van verrassende details. Nieuw was ook dat
Rodchenko grafisch ontwerp als een integraal onderdeel van de fotografie zag. Hij verenigde
formele overwegingen met een vurige wens om het sociale en politieke leven in de Sovjet-
Unie vast te leggen. Tijdens zijn leven had hij niet alleen grote invloed op de manier waarop
mensen fotografie zagen, maar ook hoe de rol van de fotograaf werd ervaren.54
In Duitsland bestond sinds 1927 een Vereinigung der Arbeiter-Fotografen die sterk op de
Sovjet-Unie en het gebruik van fotografie en film daar was gericht. Een belangrijk
publicatiekanaal was de Arbeiter Illustrierte Zeitung met de sterk tegen de nazi’s gerichte
fotograaf en graficus John Heartfield als belangrijke exponent [afb. 15]. In de
arbeidersfotografie was het de norm dat mensen uit de arbeidersklasse centraal stonden. De
fotografie moest de linkse zaak dienen. Minderbedeelden, gewone mensen en arbeiders
werden ofwel in schrijnende omstandigheden van armoede afgebeeld, of als helden in de
51 Van den Heuvel 2005, 112.
Magnum Photos is een coöperatief fotoagentschap, opgericht in 1947 door Henri Cartier-Bresson, Robert Capa,
George Rodger en David Seymour. 52 Idem. Dit geldt uiteraard niet voor alle vormen van schilderkunst, bijvoorbeeld de ideeën van
constructivisten als Tatlin en Malevich zijn evengoed revolutionair en anti- bourgeoisie. 53 Van den Heuvel 2005, 112-113. 54 Tekst bij de tentoonstelling Alexander Rodchenko, Revolution in photography, 2009.
http://www.foam.org/foam-amsterdam/calendar/2010-exhibitions/rodchenko,-alexander-revolution-in-
photography (Geraadpleegd 29-5-2012)
24
revolutie afgebeeld. Door de machtsovername van Hitler in Duitsland stopte deze
ontwikkeling in Duitsland in 1933.55
Elementen uit de beeldtaal van deze fotografie werden
wel ingezet voor Nazipropaganda, denk bijvoorbeeld aan de films van Leni Riefenstahl.
In de jaren zestig en zeventig heerste er in veel landen een revolutionaire stemming. In deze
tijd was een goede documentaire fotograaf links georiënteerd en vanuit een activistisch
standpunt ooggetuige van misstanden en van pogingen om deze te verhelpen. De vorm van de
documentaire fotografie had zich inmiddels ontwikkeld tot grofkorrelige kleinbeeldfotografie
met hoge zwart-witcontrasten.56
De foto die voor ons het archetype vormt van de
Vietnamoorlog, Hung Cong Uts Accidental napalm attack, 1972 [afb. 16], is hier een
voorbeeld van. De documentaire fotograaf stond in die tijd lijnrecht tegenover de
reclamefotograaf. Waar deze laatste geassocieerd werd met kleur, technische perfectie,
kunstmatigheid, idealisering en enscenering, stond de grovere zwart-wit stijl van de
documentaire voor echtheid, realisme en alledaagsheid, uit het leven gegrepen.57
1.3 Documentaire en beeldcultuur, veranderende definities, veranderende praktijk en
huidige discussies over de documentaire fotografie.
Het functioneren van het documentaire beeld berustte lange tijd op het geloof van de
beschouwer in de transparantie en de objectiviteit ervan. Vanaf de jaren zeventig en tachtig
van de vorige eeuw is dit geloof echter in toenemende mate ondermijnd en constateert Van
den Heuvel een breuk in de documentaire fotografie.58
We hebben het hier over de tijd dat de
beschikbaarheid van beelden, die mensen via de massamedia bereikten, en hun aantallen,
enorm toe begonnen te nemen. Er werd er gesproken van een crisis in het documentaire genre:
de documentaire fotografie had haar gezagvolle positie als objectief beeldgenre verloren en de
televisie nam de rol van het ‘venster op de wereld’ over, aldus Van den Heuvel.59
De
documentaire fotografie kwam onder zwaar theoretisch vuur te liggen, constateert Frits
Gierstberg in zijn essay Van realisme naar reality? Documentaire fotografie in het tijdperk
van post-media (2005).60
De geënsceneerde kunstfotografie kwam in opmars. Dit betekende
dat vermeende objectiviteit van het fotografisch beeld ondergraven werd. Ook werd de traditie
55 Van den Heuvel 2005, 113. 56 Idem. 57 Idem, 113-114. 58 Idem, 114. 59 Idem. 60 Gierstberg 2005, 130-153.
25
van het documenteren zelf aangevallen: deze was cultureel bepaald en politiek
vooringenomen en had voornamelijk in dienst gestaan van de westerse, kolonialistische,
mannelijke blik.61
Het beeld van de werkelijkheid zelf was bovendien in de postmoderne,
gemedialiseerde wereld definitief gefragmenteerd geraakt en het was niet langer mogelijk om
vanuit één standpunt een visie of oordeel te geven. Ieder beeld en iedere afbeelding verwijst
in de postmoderne opvatting voornamelijk naar andere beelden en niet langer naar een
daarbuiten gelegen realiteit.62
Hoewel er volgens Gierstberg genoeg af te dingen is op het postmoderne discours over
fotografie dat vanaf de jaren tachtig ontstond, hebben zowel de fotografietheorie als de
fotografiekritiek in deze periode een sterke en positieve impuls gekregen, met name door het
werk van Amerikaanse en Britse academici, critici en kunstenaars.63
Toen de documentaire
fotografie tegen het einde van de jaren tachtig terugkeerde in het kunstcircuit, had ze mede
door deze ontwikkelingen de genoemde kritiek en de reflectie op haar eigen maatschappelijke
betekenis geïncorporeerd.64
Een documentaire foto was niet langer alleen een realistisch beeld
van een maatschappelijk onderwerp, maar tegelijkertijd een reflectie op het documenteren
zelf, of ze riep hierover voortaan in ieder geval een stevige discussie op.65
De jaren tachtig van de twintigste eeuw waren een periode waarin de veranderende betekenis
en de positie van de documentaire fotografie alleen begrepen konden worden in de context
van het bredere krachtenveld van maatschappelijke, artistieke en technische veranderingen,
schrijft Gierstberg.66
Hierbij valt te denken aan het toenemende individualisme, de afname
van sociaal-politiek engagement en snel voortschrijdende technische ontwikkelingen op het
gebied van fotografie en computertechnologie. Gezien vanuit een brede, zowel
kunsthistorische, fotografische als maatschappelijke context, wordt duidelijk dat er
langzaamaan een andere relatie tussen documentair beeld en werkelijkheid aan het ontstaan is.
Gierstberg ziet dat gereflecteerd in het werk van een aantal hedendaagse documentaire
fotografen, filmers, beeldend kunstenaars en andere beeldmakers.67
Verderop ga ik daarom
61 Gierstberg 2005, 131. 62 Idem. 63 Idem. 64 Eerdere pogingen om de beeldende kunst met de fotografie te verenigen werden bijvoorbeeld ondernomen door pictorialisten als Alfred Stieglitz en surrealisten als Hans Bellmer. 65 Gierstberg 2005, 131-132. 66 Idem, 132. 67 Gierstberg 2005, 133.
26
eerst in op de bredere context van de huidige beeldcultuur, en daarna op de nauwere context
van de documentaire fotografie in de kunst.
Een bredere visuele context: Beeldcultuur en visuele geletterdheid.
In onze werkelijkheidsbeleving worden de massamedia steeds dominanter. De prominente
aanwezigheid van visuele media, die in Europa tijdenlang als typisch Amerikaans werd
bestempeld, is in steeds meer landen een feit. Hierdoor groeien huidige generaties op met een
almaar toenemende stroom aan beelden.68
Naast de fysieke wereld is een tweede, parallelle
audiovisuele wereld ontstaan. Ons wereldbeeld wordt allang niet meer uitsluitend bepaald
door belevenissen die wijzelf direct aan den lijve ondergaan. Onze ervaring van de wereld
vindt al langer plaats via de media, maar het aantal beelden die deze ervaring overbrengen, is
de afgelopen decennia wel exponentieel toegenomen.69
Door het visuele karakter en de continue stroom van de mediaberichtgeving wordt beeldtaal
waarvan de media zich bedienen in de loop der tijd steeds complexer en raken kijkers ook
steeds meer getraind in het ontwikkelen van inzicht in de gehanteerde beeldmiddelen en de
visuele retoriek. Steeds meer kunstenaars reflecteren hierop in hun werk. Zij wensen niet
langer een beeld te weer te geven van de realiteit, de ons omringende fysieke wereld, maar
van de manier waarop in de media met beelden wordt omgegaan.70
Op een onbewuste of
bewuste manier kunnen zowel beeldmakers als kijkers met zeer complexe codes en
mechanismen omgaan. Competenties op dit gebied worden niet ontwikkeld door er over te
lezen of er mondeling in onderwezen te worden. In plaats daarvan ontwikkelt visuele
geletterdheid zich bijna alleen maar door veel naar beelden te kijken.
Het zijn vooral fotografen, filmmakers en kunstenaars die in de laatste decennia
daadwerkelijk op beeldgebruik in de media reflecteren. Zij doen dit niet in tekst, maar door
middel van het maken van een eigen beeld. Overigens is het documentaire beeld niet het enige
waarop in de kunst wordt gereflecteerd. Ook andere soorten beelden uit de media, zoals
journalistiek, reclame, games, popcultuur en diverse filmgenres komen in het werk van
hedendaagse kunstenaars aan bod. In die zin is de reflectie op documentaire beelden
68 Van den Heuvel 2005, 109. 69 Idem, 109-110. 70 Idem, 110.
27
onderdeel van een bredere ontwikkeling, waarin de kunst de rol op zich neemt om te
reflecteren op de beeldcultuur.71
Documentaire en/in de kunst
De opkomst van het documentaire fotobeeld binnen de beeldende kunst aan het einde van de
jaren tachtig en de vroege jaren negentig is volgens Gierstberg nog niet goed beschreven of
onderzocht.72
Vast staat dat, zoals vaak het geval is, het ook hier geen eenduidige en
rechtlijnige ontwikkeling betreft maar een moment waarop verschillende tendensen
samenkomen dan wel elkaar raken en wederzijds beïnvloeden.73
Enerzijds is er een vanuit het
kritische postmodernisme voortkomende beweging die op de semiotiek geënte
(interpretatie)methodes hanteert, vaak op basis van een antikapitalistische of marxistische
maatschappijvisie. Hierbij gaat het meestal om werk dat sterk in de theorie geworteld is, zoals
in het werk van Allan Sekula. Hij reflecteert in zijn werk op de kunst zelf en effecten van het
kapitalisme en de circulatie van consumptie- en luxegoederen.74
In Unitled Slide Sequence
(1972) [afb. 17], projecteert hij 25 dia’s van arbeiders die hun werk verlaten. Hij grijpt daarbij
terug op eerdere documentaire fotografen als Evans en Hine en experimenteert met
verschillende vormen van presentatie van documentaire fotografie. Ook Jeff Wall verhoudt
zich in veel van zijn werken tot kunsthistorische interpretatiemethodes die verwant zijn aan
marxistische opvattingen over kunst(geschiedenis). Anderzijds zijn er de traditionele
documentaire fotografen die binnen het kunstcircuit naar nieuwe podia voor hun werk zoeken
en daarbij ook naar nieuwe presentatievormen. De Britse fotograaf Martin Parr [afb. 18]
bijvoorbeeld, exposeert met zijn documentaire foto’s in vele musea, maar is in zijn werk niet
uit op deconstructie van, of theoretische reflectie op het documentaire beeld. Op zijn website
omschrijft hij zichzelf als ‘chroniqueur of our age’ die beelden maakt van onderwerpen als
vrije tijd, consumptie en communicatie.75
71 Van den Heuvel 2005, 120. 72 Gierstberg 2005, 134. 73 Idem, 134. 74 Biografie Allan Sekula, Herma Schmutz.
http://foundation.generali.at/index.php?id=389&L=1&tx_pksaw_pi3%5BshowUid%5D=186 (Geraadpleegd 16-
5-2012) 75 Officiële website Martin Parr. http://www.martinparr.com/index1.html (geraadpleegd 28-5-2012)
28
Vanaf het moment waarop het fotografische werk van Bernd en Hilla Becher [afb. 19] in de
jaren tachtig van de vorige eeuw binnen de kunstwereld waardering begint te ontvangen,
groeit de aandacht voor fotografie als beeldende kunst in registerende, systematische en als
reeks gepresenteerde vorm.76
De Bechers zijn vooral bekend vanwege hun enorm scherpe en
monumentale voorstellingen van industriële gebouwen als watertorens en energiecentrales.
De fotografen die hen navolgden, de zogenaamde Becher-Schule –Andreas Gursky, Thomas
Ruff en Thomas Struth – speelden in deze ontwikkeling internationaal een zeer belangrijke
rol.77
Deze fotografen produceren een gedetailleerd visueel document van een fysieke realiteit
voor de camera. Hun beelden hebben een duidelijke esthetische referentiewaarde. De
combinatie van de scherpte van de genomen foto’s met het grote formaat van, zoals dit beeld,
Der Rhein II (1999) van Gursky [afb. 20] maakt duidelijk dat ook het meest zakelijke en
realistische beeld, dat in deze gevallen door de afgewogen en verstilde composities een zekere
objectiviteit uitstraalt, ook een spektakel kan zijn – een hyperrealiteit zou je kunnen zeggen,
omdat alles binnen het beeld vele malen scherper is weergegeven dan wij zelf ooit zouden
kunnen waarnemen. Dat hun beelden zowel binnen het discours van de kunst als binnen dat
van de fotografie documentair genoemd worden, versluiert het enorme verschil met de
(sociaal-politieke) documentaire fotografie, die behalve door realisme vooral gekenmerkt
wordt door narrativiteit en maatschappelijke betekenis.
Verder worden in deze periode, vrijwel tegelijkertijd met het succes van de Becher-leerlingen,
pogingen ondernomen om het documentaire beeld op een andere manier los te weken van de
traditie van narrativiteit en het directe engagement, namelijk door bepaalde werken en oeuvres
in de kunsthistorische traditie van het tableau te plaatsen.78
Het concept van het tableau is
belangrijk omdat de geënsceneerde fotografie lijkt terug te grijpen op deze de historische
ontmoetingsplaats tussen theater en beeld, schrijft Anne Hoy.79
Het tableau als vorm was in
de negentiende eeuw erg populair, maar de wortels van het tableau gaan terug tot het Griekse
theater. Tableaux werden opgezet als hulpmiddel voor academische schilderkunst, maar ook
opgevoerd als tableaux vivants. De beschouwer ontwikkelt een theatrale relatie tot het
tableau, omdat het op ware grootte religieuze, morele, politieke of sociale waarden uitbeeldt.
Dit gebeurt door gebruik te maken van een algemeen begrepen set van tekens en taal, die door
76 Gierstberg 2005, 134. 77 Idem, 134. 78 Idem. 79 Hoy 1987, 9.
29
middel van houding en gebaar overgebracht worden. De beschouwer is vervolgens in staat dit
in een samenhangend verhaal te vertalen.
Artificiële foto’s - feit en fictie
In de vroege jaren negentig concentreerden de discussies over de digitalisering van het
medium zich vooral op de toen nieuwe mogelijkheden tot beeldmanipulatie. De fotografie zou
zich in crisis bevinden. Digitale beelden konden gemakkelijk en onzichtbaar worden
gemanipuleerd. Nu konden ook analoge foto’s al op allerlei manieren bewerkt en aangepast
worden (bijvoorbeeld door kadrering, bijsnijden, lichter en donkerder maken en montage),
maar door nieuwe technieken kunnen deze aanpassingen gemakkelijker en nog minder
zichtbaar plaatsvinden. De relatie index-beeld is minder vanzelfsprekend dan deze voor de
uitvinding van de digitale fotografie was. Rond het jaar 2005 zijn dergelijke discussies niet
verstomd, maar de aandacht gaat meer uit naar andere ontwikkelingen. In de fotografische
praktijk is de digitalisering volledig geaccepteerd. Het belangrijkste effect tot nu toe van de
komst van de digitale camera en Photoshop is dat het besef van de mogelijkheden van
beeldmanipulatie nu tot een breed publiek is doorgedrongen. Niet alleen waarheid maar ook
geloofwaardigheid telt, net als voor tekst, nu ook voor beeld. Die geloofwaardigheid valt beter
af te lezen uit de context (welke website? Welke krant?) waarin een beeld tot ons komt dan
wat erop afgebeeld staat. De betrouwbaarheid en betekenis van het beeld wordt niet meer
afgeleid uit het beeld zelf, maar uit de context waarin het beeld verschijnt. Ook in dit verband
geldt nog steeds de gevleugelde uitspraak van Marshall McLuhan: ‘the medium is de
message’.80
De fotografie wordt volgens Gierstberg, door digitalisering steeds meer onderdeel van een
mediatechnologische omgeving die uiteindelijk haar beoefenaars voor interessante dilemma´s
zal plaatsen, zoals nieuwe manieren van presenteren van foto’s en de vermenging van
fotografie en andere mediale vormen.81
In de mediatheorie wordt er daarom in plaats van
digitale media ook wel van instabiele media gesproken. Het gegeven dat de fotografie steeds
vaker alleen in digitale vorm bestaat, maakt haar al behoorlijk instabiel in vergelijking met op
papier afgedrukte werken.82
Volgens Arjen Mulder zou de bredere introductie van de digitale
80 McLuhan geciteerd in Gierstberg 2005, 135. 81 Gierstberg 2005, 137. 82 Idem, 138.
30
foto op termijn kunnen zorgen voor nog een ander, psychologisch effect.83
Mulder vraagt
zich in Het fotografisch genoegen (2000) af wat de gevolgen kunnen zijn van het geheel of
grotendeels met de computer samengestelde beeld dat toch alle kenmerken in zich draagt van
een direct aan de werkelijkheid ontleende opname. In deze beelden nemen we een
werkelijkheid waar die nooit heeft bestaan maar die toch zo echt lijkt dat wij er ons toe
kunnen verhouden, onszelf erin aanwezig zouden kunnen denken. Deze artificiële fotografie,
stelt Mulder, bevrijdt de analoge fotografie van haar dwingend verbond met de realiteit.
Realistische aandoende beelden in het postfotografische tijdperk hebben de werkelijkheid niet
meer nodig.84
Het is opmerkelijk dat steeds meer fotografen en met fotografie werkende kunstenaars zich
bezighouden met het scheppen van artificiële beelden in een vorm die is afgeleid van de
documentaire maar die tegelijkertijd artistieke praktijken van enscenering en fotomontage
insluit. De documentaire lijkt voor hen een fotografische stijl te zijn die nu is losgeraakt van
haar vaste band met de realiteit en waarmee dus vrij kan worden omgegaan. Technieken als
Photoshop zijn daarbij niet meer dan een hulpmiddel. 85
De stelling van Gierstberg is dat de
tendens om artificiële foto´s te maken op basis van een documentaire opname niet alleen
mogelijk is geworden dankzij de acceptatie van het documentaire beeld als autonoom artistiek
product, maar ook het gevolg is van een veranderende omgang met die realiteit zelf, meer
specifiek met een realiteit die steeds kunstmatiger en in bepaalde opzichten zelf steeds meer
beeld wordt.86
Wanneer de tegenstelling tussen echt en kunstmatig in onze ervaringswereld
aan relevantie verliest, komt er ook ruimte voor het documentaire beeld om artificieel te
worden. Het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie heeft tot gevolg dat een beeld niet
in dienst staat van het overbrengen van de werkelijkheid, maar van de verheviging van een
werkelijkheidseffect.87
De sensatie van het echte gaat hier voor het echte zelf, waarbij
bovendien de suggestie van authenticiteit vooropstaat. De stap naar het gedeeltelijk of geheel
kunstmatig vormgegeven beeld ziet Gierstberg als een teken van de vitaliteit van het
documentaire genre en een niet meer dan logische manier om de confrontatie aan te gaan met
wat er in de wereld aan het gebeuren is.88
In plaats van een beeld van de realiteit te vormen
83 Arjen Mulder geciteerd in Gierstberg 2005, 137. 84 Arjen Mulder geciteerd in Gierstberg 2005, 139. 85 Idem. 86 Gierstberg 2005, 141. 87 Idem, 143. 88 Gierstberg 2005, 143.
31
wordt de documentaire fotografie juist door de toenemende kunstmatigheid en
geconstrueerdheid steeds meer ingebed in een bepaald discours: dat van reflectie op de
beeldcultuur.89
Het documentaire beeld in het museum
Het documentaire beeld maakt vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw langzaam maar
zeker een opmars in de context van de kunst. Aanvankelijk werden vooral documentaire
foto’s die voor een heel andere context gemaakt waren, als kunst verhandeld en door musea
aangekocht. Documentaire reportages als die van Walker Evans en Dorothea Lange werden
bijvoorbeeld in vele musea geëxposeerd. Vervolgens gingen documentaire fotografen,
filmmakers en videokunstenaars zich steeds meer direct op het kunstcircuit richten. Hier
ontstaat wat van den Heuvel de ‘documentaire remix’ noemt. Zij vraagt zich in haar essay
‘Spiegel van de beeldcultuur’ (2005) af of de documentaire een nieuwe weg inslaat en haar
werking probeert te vernieuwen in de museumzaal.90
Zij is van mening dat de ontwikkelingen
in de documentaire fotografie en film en de opmars van het documentaire beeld in breed
verband begrepen moeten worden. Ook ziet zij tekenen van de vergrote rol van media in de
ervaring van de werkelijkheid in onze maatschappij, die duiden op een grotere visuele
geletterdheid, zowel bij beeldmakers als bij kijkers. Van den Heuvel constateert dat dit
verschijnsel een groot effect heeft op de fotografie die in het museum tentoongesteld wordt en
stelt dat er vooral in de museale omgeving een laboratoriumruimte is ontstaan waarin het
documentaire beeld wordt geanalyseerd, becommentarieerd en op nieuwe wijzen ingezet.91
Er
werd een scala aan varianten en experimenten gepresenteerd die zich op uiteenlopende
manieren op verschillende aspecten van het traditionele documentaire beeld richtte door er
een tegenbeeld tegenover te stellen. De verschillende nieuwe richtingen in en experimenten
met het documentaire beeld geven blijk van een visuele ontdekkingstocht naar de werking van
de documentaire fotografie in de massamedia van onze samenleving.92
Van den Heuvel plaatst de werken van Wall en Hondius in de ‘traditie’ van deze
ontdekkingstocht. Ze plaatst deze werken in een categorie van foto’s die het documentaire
beeld zelf aan de orde stellen. Hondius en Wall reproduceren beelden niet letterlijk maar
89 Gierstberg 2005, 149. 90 Van den Heuvel 2005, 109. 91 Idem, 114-115. 92 Idem, 115.
32
gebruiken codes, gebaren en composities die verwijzen naar het documentaire beeld.93
Hierbij
moet wel opgemerkt worden dat deze discussie en reflectie op het documentaire beeld zich
afspeelt in de context van het kunstmuseum. Het is waarschijnlijk niet zo dat kunstenaars als
Wall en Hondius over het algemeen gezien bijdragen aan de verandering of het ondermijnen
van de documentaire fotografie als geheel, omdat deze zaken plaatsvinden binnen een
kunstfotografisch discours. Ook in kranten, tijdschriften en digitale media blijven
documentaire beelden verschijnen. Op deze plaatsen hebben veel van de mensen die met het
beeld in contact komen geen weet van de ondermijnende activiteiten van kunstenaars in
musea. Parallel aan de foto’s die van den Heuvel plaatst onder de noemer ‘documentaire
remix’, bestaat de documentaire fotografie dus ook nog steeds in een meer directe vorm.
Hoewel in dit soort foto’s ook sprake kan zijn van bijvoorbeeld (digitale) manipulatie en
enscenering, springt dit niet direct in het oog.
Frits Gierstberg vraagt zich af of de documentaire fotografie nog zonder het museum kan.94
In
de meeste tentoonstellingen van documentaire fotografie houdt de fotografie vanwege de
presentatie het midden tussen een klassieke reportage en een autonoom werk; het geheel
nodigt de beschouwer uit tot het voorzichtig vormen van een beeld zonder dat hem bepaalde
betekenissen worden opgedrongen. De presentatie en de lay-out van documentair werk aan de
museumwand is van cruciaal belang: buiten de context van het museum zou het waarschijnlijk
inhoudelijk erg kwetsbaar zijn, zoals zoveel hedendaagse documentaire fotografie waarvoor
eigenlijk de boekvorm het enige andere alternatief vormt. Het documentaire beeld is in veel
gevallen zo gecompliceerd, gelaagd en gemaakt voor het museum, dat het deze plaats nodig
heeft om ‘gelezen’ te worden. De beschouwer heeft namelijk de tijd en de contemplatieve
houding nodig die het museum biedt om zich tot het werk te verhouden.
1.4 Samenvatting en aanknopingspunten voor de analyse van de werken van Hondius en
Wall
De documentaire fotografie heeft de aflopen 150 jaar heel verschillende functies en
verschijningsvormen gehad. De discussies over de definitie, gepaste verschijningsvorm en
functie van de documentaire bleken van belang te zijn voor het voortbestaan en het
voortdurend vernieuwen van de documentaire fotografie. Het documentaire project ontstond
93 Van den Heuvel 2005, 119. 94 Gierstberg 2005, 149.
33
in de context van kennis en studie en bestond uit beelden dieeen encyclopedische functie
hadden of een archief vormden. Ook brachten ze landschappen, grenzen en erfgoed in beeld.
De meest bekende functie van documentaire is die van ‘venster op de wereld.’ Dit betekent
echter niet dat de documentaire foto een objectief venster vormt, ze vervult de functie van
‘strijdbare ooggetuige’. Al dan niet ondersteund door tekst, geeft documentaire fotografie in
deze functie een duidelijke en activerende boodschap door.
Vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw begint men te twijfelen aan de rol van de
documentaire als strijdbare ooggetuige en venster op de wereld. Naar aanleiding van allerlei
maatschappelijke en technologische ontwikkelingen gebeurt er een aantal dingen met de
documentaire fotografie. Deze vorm van fotografie vindt steeds meer haar weg naar het
museum, reflecteert niet alleen meer op de realiteit, maar ook op het fenomeen beeldcultuur.
Ook wordt het artificiële en geconstrueerde niet langer geschuwd. Documentaire fotografie en
geënsceneerde fotografie kruisen elkaars paden en beïnvloeden elkaar wederzijds. Het is dan
ook moeilijk om nog een onderscheid te maken tussen pure documentaire of pure kunst. Wel
kun je proberen aan te wijzen op welke beeldtradities, of deze nu afkomstig zijn uit de
geschiedenis van de documentaire of aan andere vormen van kunst en beeldcultuur, deze
fotografische beelden teruggaan en zo uit te vinden welke hiervan in het werk vervat zijn.
De huidige periode in de documentaire fotografie die door eerder genoemde auteurs
aangeduid wordt met termen als ‘post documentaire’ ‘artificiële fotografie’ en ‘documentaire
remix’, lijkt erop te duiden dat de functie van het klassieke documentaire beeld – de wereld
laten zien zoals deze is – tegenwoordig in ieder geval deels wordt vervuld door een ander
soort beelden. Dit zijn foto’s die, ook al maken ze sterk gebruik van een documentaire
beeldtaal, door hun kunstmatigheid, enscenering of geconstrueerdheid, de beschouwer
dwingen tot reflectie op het beeld zelf, en niet alleen op het afgebeelde onderwerp.
Dat zowel de werken van Wall als die van Hondius geen directe weergaven van de
werkelijkheid zijn staat vast. Ze hebben dan ook niet dezelfde functie als klassieke
documentaire foto’s, die van een venster op de wereld of een strijdbare ooggetuige.
Vanaf de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw is er een aantal sterk samenhangende
ontwikkelingen in de documentaire fotografie gaande die mogelijk zeer van toepassing zijn op
het werk van Wall en Hondius. In het kort zijn dit de volgende ontwikkelingen:
34
Een eerste en meest brede ontwikkeling is die van een veranderende maatschappelijke,
technische en artistieke context rondom de documentaire fotografie. De jaren tachtig van de
twintigste eeuw waren een periode waarin de veranderende betekenis en de positie van de
documentaire fotografie alleen begrepen kan worden in de context van het bredere
krachtenveld van maatschappelijke artistieke en technische veranderingen.95
Dit geldt
uiteraard ook voor de decennia erna, maar belangrijk is dat vanaf dat moment documentaire
en kunst meer met elkaar verweven raakten.
De tweede ontwikkeling draait vooral om vorm en inhoud van het documentaire beeld. Er is
een scala aan varianten en experimenten van de documentaire fotografie ontstaan.
Beeldmakers reageren op uiteenlopende manieren op verschillende aspecten van het
traditionele documentaire beeld door er een tegenbeeld tegenover te stellen. Fotografen
onderzoeken bijvoorbeeld de werking van de documentaire fotografie in de massamedia van
onze samenleving, bijvoorbeeld door middel van enscenering en het gebruiken van typisch
documentaire kenmerken in geheel geënsceneerd beelden.96
De hierboven beschreven ontwikkeling van vorm en inhoud van het documentaire beeld hangt
sterk samen met de zogenaamde postmoderne opvattingen over het fotografische beeld.
Fotografische beelden verwijzen in een postmoderne opvatting niet alleen meer naar de
zichtbare werkelijkheid, maar ook naar andere beelden en dus niet langer naar een daarbuiten
gelegen realiteit.97
Ook wordt een documentaire foto niet meer gezien als een objectieve
weergave van de werkelijkheid. Een documentaire foto is niet langer alleen een realistisch
beeld van een maatschappelijk onderwerp, maar tegelijkertijd een reflectie op het
documenteren zelf, of zet aan tot discussie erover.98
De vierde ontwikkeling die van belang is in relatie tot het werk van Wall en Hondius is die
van documentaire fotografie in de context van kunst en museum. Van den Heuvel stelt dat er
met name in de museale omgeving een laboratoriumruimte is ontstaan waarin het
documentaire beeld wordt geanalyseerd, becommentarieerd en op nieuwe wijzen ingezet.99
Voorbeelden van deze tendensen zijn de uit het kritische postmodernisme voortkomende
95 Gierstberg 2005, 132. 96 Van den Heuvel 2005, 115. 97 Gierstberg 2005, 131. 98 Idem, 131-132. 99 Van den Heuvel 2005 114-115.
35
beweging die op de semiotiek geënte (interpretatie)methodes hanteert en de pogingen die
ondernomen worden om het documentaire beeld op een andere manier los te weken van de
traditie van narrativiteit en het directe engagement, namelijk door bepaalde werken en oeuvres
in de kunsthistorische traditie van het tableau te plaatsen.100
Een vijfde en laatste belangrijke ontwikkeling heeft te maken met het verdwijnen van de
grenzen tussen feit en fictie, bijvoorbeeld in beelden die met de computer samengesteld zijn,
maar toch alle kenmerken in zich dragen van een direct aan de werkelijkheid ontleende
opname. Realistische beelden in het postfotografische tijdperk hebben de werkelijkheid niet
meer nodig.101
Steeds meer fotografen en met fotografie werkende kunstenaars houden zich
bezig met het scheppen van artificiële beelden in een stijl die eerder gerelateerd is aan de
documentaire dan aan artistieke praktijken van enscenering en fotomontage. Het verdwijnen
van de grenzen tussen feit en fictie heeft tot gevolg dat een beeld niet in dienst staat van het
overbrengen van de werkelijkheid, maar van de verheviging van een werkelijkheidseffect.102
In de volgende twee hoofdstukken zal ik aan de hand van de in dit hoofdstuk verkregen
informatie over documentaire fotografie, onderzoeken welke plaats de werken van Wall en
Hondius in de genoemde ontwikkelingen en tradities innemen. Is de aanname van van den
Heuvel, dat Wall en Hondius in hun werk op gelaagde wijze refereren aan de klassieke
documentaire fotografie, en deze deels ook deconstrueren, steekhoudend, maar vooral, hoe is
dit aan de hand van hun werken te zien?
100 Gierstberg 2005, 134. 101 Arjen Mulder geciteerd in Gierstberg 2005, 139. 102 Gierstberg 2005, 143.
36
37
2. Juul Hondius, Wheels II; blauwdrukken
Op welke wijze deconstrueert Hondius het documentaire beeld? Door dieper in te gaan op het
beeld zelf, Hondius werkwijze en intentie, de relatie tussen Wheels II en andere werken uit
zijn oeuvre en de relatie van Hondius tot de huidige ontwikkelingen in de documentaire
fotografie, probeer ik een antwoord op deze vraag te vinden.
2.1 Drie jonge mannen tussen de wielen van vrachtwagens
Drie jonge mannen zitten en hurken tussen de wielen van twee geparkeerde vrachtwagens. De
mannen zijn licht getint en de voorste man heeft een bepaalde vorm van zijn oogleden
waardoor je al snel denkt dat de hele groep Aziatische afkomst is. Van hun gezichten is
nauwelijks enige emotie af te lezen. Ze maken een verveelde, wachtende indruk, zoals ze daar
op het asfalt zitten. Verstoppen ze zich tussen de vrachtwagens? De tassen die ze bij zich
dragen doen vermoeden dat ze onderweg zijn en op een parkeerplaats wachten tot hun reis
zich voortzet. Maar waarheen? Er zijn geen details die dat kunnen prijsgeven. Ook de kleding
vertelt ons weinig, wie draagt er tegenwoordig nu geen spijkerbroek, hoodie en gympen?
Alleen de voorste jongeman is scherp in beeld gebracht, naar de achtergrond toe vervaagt het
beeld tot een lichtvlak boven de driehoek waar de jongens zich tussen de wagens bevinden.
Deze jongens en deze vrachtwagens zouden overal kunnen zijn.
Een vooroordeel ontstaat snel: als kijker associeer je dit beeld op het eerste gezicht al met
vluchtelingen. Hiermee speelt Hondius in op de vooroordelen en het denkpatroon dat
dergelijke beelden bij velen schijnbaar automatisch oproepen, zegt Hondius in een radio-
interview met Hans den Hartog Jager.103
De beelden die Hondius maakt hebben vaak een
sterke gelijkenis met beelden uit de media, maar missen een onderschrift. Hierdoor ontstaat
het vermoeden dat er iets niet klopt. Wheels II [afb. 1] is geen snapshot, of journalistieke foto.
De mensen in beeld zijn zorgvuldig neergezet door de fotograaf. Er is gekozen voor een
uitgekiend laag camerastandpunt. De belichting is gelijkmatig en de voorgrond van de foto
heeft een opvallende scherpte. Dit zijn elementen die er op wijzen dat de foto niet ‘spontaan’
genomen is. En dat is precies de bedoeling van de fotograaf.
103 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007.
38
Je vindt, als je goed kijkt, maar weinig aanknopingspunten om de afbeelding te kunnen
plaatsen. Er ontstaat een wereld vol verwarring, zekerheden vallen weg. Toch is verwarring
zaaien volgens Hondius niet het voornaamste doel van zijn foto’s, zegt hij in hetzelfde
interview met den Hartog Jager.104
Hondius denkt dat beschouwers vrij snel in de gaten
hebben dat zijn foto’s geënsceneerd zijn. Ze zijn fictie, waarbij je net zoals in een film, je niet
druk maakt over het waarheidsgehalte ervan. Hondius baseert zijn beelden op conventies, die
opgebouwd zijn uit beelden die hij zelf, maar ook de beschouwer, al eerder heeft gezien. In
zijn enscenering streeft Hondius tot in de details perfectie na. Deze details nemen de mensen
die hij als acteurs inzet trouwens zelf mee, denk aan zaken als een petje, kleding en typische
gezichten. Dit zijn elementen uit de werkelijkheid die de personages meenemen op de set.
Hondius ziet ze als cadeautjes die hij niet beïnvloedt, maar die wel bijdragen aan de
totstandkoming van een beeld, net als bijvoorbeeld een element als lichtval. Hondius fungeert
daarbij als een regisseur op een filmset. Op deze set heeft hij bepaalde voorwaarden nodig.
Vaak werkt hij met vervoersmiddelen, bussen, auto’s. Hij ontkomt er volgens eigen zeggen
bijna niet aan om deze als omgeving voor zijn foto’s in te zetten. Door het gebruiken van
vervoermiddelen in zijn foto’s creëert Hondius een inwisselbare ruimte, die de fantasie of
gedachtestroom van de beschouwer kan prikkelen. Een foto als UN Defender, (2000) [afb.
21], die onder andere vanwege de tijd waarin de foto gemaakt is, sterke associaties oproept
met de oorlogen in voormalig Joegoslavië (1991-2000), kan dus gewoon in Nederland
gemaakt zijn. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de vrachtwagens in Wheels II. Het beeld
geeft weinig informatie prijs, het vervoersmiddel is een omhulsel dat niet op een bepaalde
locatie vastgepind kan worden. 105
2.2 Werkwijze en intentie
In een het al eerder genoemde interview in het radioprogramma De Avonden beschrijft
Hondius ook zijn werkwijze.106
Zijn research doet hij meestal op internet, zoekend naar
persfoto’s en reportages. Ook gebruikt hij beelden uit films, waarvan hij vindt dat de beeldtaal
sterke overlap met die uit de fotografie vertoont. Hij is op zoek naar beelden die in
verschillende media op verschillende manieren terugkomen en wil daar één beeld van
104 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007. 105 Idem. 106 Idem.
39
maken.107
Soms gebruikt hij ook beelden die hij eerder gezien heeft, van momenten dat hij
geen camera bij zich had, als basis voor een foto. Dan probeert hij dat moment met
personages op een locatie te reconstrueren.108
Spontaan en stiekem mensen fotograferen zit er
voor Hondius niet in, alleen al omdat hij werkt met een opzichtige grootformaat camera. Hij
vraagt medewerking van zijn acteurs en stuurt ze intensief aan. Op zijn set creëert hij de
omstandigheden, maar de personages plukt hij van de straat. Hij vertelt ze wat voor een foto’s
hij wil maken en verplaatst ze dan urenlang van links naar rechts totdat ze er eigenlijk genoeg
van hebben. De mensen raken geïrriteerd en gaan voor zich uit staren, en dan pakt Hondius
zijn moment. Hij drukt af op het moment dat zijn acteurs een blik hebben van verveelde
irritatie, precies het moment dat de foto volgens Hondius interessant wordt.109
Hij moet dus als fotograaf tijdens het maakproces nadrukkelijk, langdurig en sturend
aanwezig zijn om een situatie te creëren waarin zijn personages zo verveeld en afstandelijke
overkomen dat hij als fotograaf onzichtbaar is in de foto.110
2.3 Wheels II en het oeuvre van Hondius
Het werk van Juul Hondius bestaat uit foto’s die documentair van aard lijken. Het zijn
beelden die associaties oproepen met zaken als illegale immigratie, smokkel, armoede en
burgeroorlog. In een groot deel van zijn oeuvre is deze thematiek, maar ook zijn stijl van
fotograferen zeer consistent. De foto’s zijn scherp, vaak gelijkmatig belicht en met weinig
opsmuk en details. Deze overeenkomsten worden zichtbaar op het moment dat je Wheels II
[afb. 1] vergelijkt met werken als Man#1, (1999) [afb. 22], Plastic, (2001) [afb. 23] en Bus,
2001 [afb. 24].Op het eerste gezicht lijken zijn foto’s werkelijke situaties weer te geven,
wanneer je beter kijkt, zie je dat de scènes zorgvuldig geconstrueerd zijn. In zijn Artist
Statement uit 2002, A complex newspaper [afb. 25] geeft Hondius een duidelijke aanzet
richting de interpretatie van zijn werk als ontwrichte nieuwsbeelden. Dit deed hij door een
fictieve krant te maken, waarbij de teksten in de koppen geen enkele relatie hebben met de
foto’s die er in afgedrukt zijn.
107 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007. 108 Idem. 109 Idem. 110 Idem.
40
Eén van de belangrijkste terugkerende thema’s uit Hondius oeuvre is het fotograferen van
reizende mensen. Niet van mensen die gezellig op vakantie gaan, maar de reizigers die we
bijna iedere dag op één of ander manier terugzien in het nieuws, migranten, vluchtelingen en
seizoenarbeiders van overal ter wereld. Hondius focust zich volgens Wilma Sütö op de andere
kant van de steeds verder gaande Europeanisering, namelijk de mensen die hiervan
uitgesloten worden en toch hun weg proberen te vinden, door de spreekwoordelijke
achterdeur.111
Te voet, in vrachtauto’s of verstopt onder plastic. Het ongemakkelijke gevoel
dat de foto’s van Hondius oproepen komt vooral doordat ze zo gewoon geworden zijn, we
zijn gewend geraakt aan de wanhoop van andere mensen. Hondius presenteert deze gegevens
niet in de directe sfeer van het snapshot, maar ontwricht de stereotypering door foto’s te
maken die wat betreft esthetiek meer overeenkomen met reclame en film. Deze
tegenstellingen werken effectief omdat twee werelden samengevoegd worden in een beeld, en
nog steeds botsen. De harde realiteit wordt vermengd met schoonheid. Zo laat Hondius zien
dat nieuwsfoto’s iconen geworden zijn die inspelen op de mate waarin de beschouwer gewend
is naar dergelijke beelden te kijken. Doordat Hondius op de foto’s zo weinig informatie in de
vorm van details weggeeft worden de beelden universeler. Uit verschillende nieuwsfeiten
probeert hij steeds weer de clichés in één beeld samen te vatten.
2.4 Hondius & de veranderende maatschappelijke, technische en artistieke context
rondom de documentaire fotografie
Over het algemeen geldt dat de betekenis en positie van de documentaire fotografie alleen
begrepen kan worden in de context van het bredere krachtenveld van maatschappelijke
artistieke en technische veranderingen.112
Deze uitspraak kan in het geval van Hondius
gekoppeld worden aan het reageren op actuele, maar ook universele thema’s uit de
journalistiek. In nieuwsbladen lijkt het neerzetten van een esthetisch beeld vaak belangrijker
dan de verslaggevende functie van een journalistiek beeld. Ten tijde van de oorlogen in
voormalig Joegoslavië voelde Hondius zich bedrogen door de journalistieke fotografie. 113
111 Sütö 2004. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 11-5-2012) 112 Gierstberg 2005, 132. 113 De oorlogen in voormalig Joegoslavië vormen een reeks van gewapende conflicten binnen Joegoslavië, die
zich vanaf 1991 ontwikkelde als gevolg van het uiteenvallen van de socialistische federatie Joegoslavië. Nadat
de federale staat in 1991 was uiteengevallen in Slovenië, Kroatië en romp-Joegoslavië (Bosnië en Herzegovina,
Montenegro, Servië en Macedonië) ontstond in delen van Kroatië (Knin en Slavonië) en in Bosnië en
Herzegovina een hevige burgeroorlog.
41
Foto’s in kranten van deze oorlog hadden een romantische insteek en lieten steeds volgens
hem steeds minder feiten zien.114
Hij haalt in het interview met den Hartog Jager Susan
Sontags opvattingen over de esthetisering van menselijk leed aan zoals hij dat gereflecteerd
ziet in winnende foto’s uit de World Press Photo competitie, zoals A man walks the streets in
one of the largest gathering points for ethnic Albanian refugees fleeing violence in Kosovo
van Claus Bjørn Larsen (1999) [afb. 26].115
Beelden van deze oorlog waren door hun
onscherpe achtergrond, de weergave van opwaaiend stof en belichting mooi en dramatisch.
Daar wilde hij iets mee doen. Hondius zelf heeft deze oorlog niet van dichtbij meegemaakt, is
er niet als fotograaf bij betrokken geweest, maar kent de Balkanoorlogen net zoals de meeste
mensen alleen vanuit mediaberichtgeving. Hij vond dat wat hij op deze foto’s zag, niet de
werkelijkheid was. De voorpagina van de krant toonde volgens hem meer illustratie dan
informatie, en vertelde niets over wat er nu echt gebeurd was.116
Net als in zwaar
geësthetiseerde nieuwsfoto’s, maakt Hondius gebruikt van een esthetische wijze van
presenteren van politiek beladen scènes. Dit draagt tegelijkertijd bij aan het herkenbare
gevoel, maar ook aan de vervreemding die deze foto’s oproepen.117
2.5 Juul Hondius & de vorm en inhoud van het documentaire beeld
Hoe stelt Hondius een tegenbeeld tegenover het traditionele beeld? Hondius reageert op de
actualiteit door deze opnieuw in zijn foto’s vorm te geven. Tegelijkertijd geeft hij daarbij zo
weinig informatie prijs dat de beelden een universeel karakter krijgen. Ilse van Rijn schrijft
over Hondius portfolio Indivisuals, dat een dwarsdoorsnede van Hondius werk toont.118
De
foto’s, net als veel van zijn andere werk, hebben een vreemd fenomeen als gemene deler: de
onmogelijkheid om je volledig met het beeld te identificeren, is precies wat het beeld zo
aantrekkelijk maakt. De visuele elementen in de meeste van Hondius foto’s zijn suggestief.
De geconcentreerde, in zichzelf gekeerde figuren geven de beschouwer net genoeg ruimte om
zijn eigen ervaringen en gedachten op het werk te projecteren, of om de gefotografeerden een
bepaald levensverhaal toe te dichten. Hondius beschrijft het ongewisse moment dat hij wil
fotograferen tegenover van Rijn: “Net zoals je in de trein of in een vliegtuig diagonaal achter
114 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007. 115 Sontag schrijft over dit fenomeen in Regarding the pain of others, 2003. 116 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007. 117 Lütticken 2003. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 16-4-2012) 118 Dit portfolio is een onderdeel van Foam Magazine.Van Rijn 2009, 111-130.
42
iemand zit en je deze persoon urenlang, of tenminste zolang de reis duurt, kan observeren
zonder dat hij of zij dat in de gaten heeft.” 119
Zijn gedachte-experiment roept bij van Rijn associaties op met iets dat Susan Sontag jaren
eerder al eens opmerkte: “Er is iets te zien aan de gezichten van personen die niet weten dat
ze bekeken worden, dat er nooit is als ze dit wel in de gaten hebben”. 120
Sontag schreef over
het vertrouwen in de onthullende kwaliteit van foto’s gemaakt op onbewaakte momenten, en
refereerde aan de beroemde Subway Portraits (1938) [afb. 27], die Walker Evans in de jaren
dertig in New York maakte. Maar waar Evans zichzelf direct voor zijn gefotografeerde
subjecten plaatst, beschrijft Hondius zijn positie als ‘achter het model’.121
Evans fotografeerde
de mensen in het geniep, zij waren zich niet bewust van het feit dat hij zijn in zijn jas
verstopte camera op hen richtte. Evans fotografeert stiekem en zijn foto’s hebben een
voyeuristische kwaliteit, waar Sontag tegen ageert vanwege de inbreuk op de persoonlijke
sfeer van zijn onderwerpen.122
Hondius modellen daarentegen, zijn bewuste medespelers in
het spel dat de fotograaf met hen speelt. Hij heeft geen voyeuristische interesse in verborgen
aspecten van het leven van het gefotografeerde individu, en de afwezigheid in de gezichten
van zijn geportretteerden is het gevolg van zijn vermoeiende sturing als regisseur van de foto.
De voyeuristische praktijk staat wel model voor zijn werk, maar de totstandkoming ervan is
totaal anders. Zijn foto’s gaan niet over de mensen in het beeld. Hondius vraagt aan de
beschouwer niet wie er op de foto geportretteerd wordt, maar hoe deze het beeld in zich
opneemt.123
2.6 Juul Hondius & postmoderne opvattingen over het fotografische beeld
Fotografische beelden verwijzen in een postmoderne opvatting niet alleen meer naar de
zichtbare werkelijkheid, maar ook naar andere beelden en dus niet langer alleen naar een
daarbuiten gelegen realiteit.124
Ook wordt een documentaire foto niet meer gezien als een
objectieve weergave van de werkelijkheid. De fotograaf neemt een foto en maakt een afdruk
wat dat hij ziet, en het beeld dat daaruit voorkomt hoort bij een bepaalde cultuur, het bestaat
119 Van Rijn 2009, 128. 120 Sontag 1977, 37. 121 Van Rijn 2009, 128. 122 Sontag 1977, 37. 123 Van Rijn 2009, 129. 124 Gierstberg 2005, 131.
43
in een breder referentiekader van geschiedenis, cultuur en maatschappij.125
Dat Hondius
uitvoerig refereert aan mediabeelden is uit het voorgaande al duidelijk naar voren gekomen.
Het is in onze beeldcultuur niet de werkelijkheid die het beeld bepaalt maar omgekeerd, zegt
ter Braak.126
Onze werkelijkheid is die van (nieuws)beelden. Dat deze aansluiting zoeken bij
de dagelijks overgeleverde beelden en hun eigen iconografische geschiedenis hebben,
vergeten wij. Hondius’ werk lijkt te vragen om meer verduidelijking, de uitleg van het beeld
die we in een krant aan de hand van het onderschrift zouden verwachten, stelt ook Sven
Lütticken.127
Dit benadrukt dat de meeste foto’s alleen maar functioneren in de nieuwsmedia
omdat ze aan de hand van onderschriften en artikelen van inhoud worden voorzien. Ook
wordt duidelijk dat veel beelden als het ware ‘inherente codes’ bevatten. Deze beeldcodes zijn
afkomstig uit de hele geschiedenis van het beeld, van kunst en fotografie tot film en televisie.
Door deze codes steeds weer te gebruiken, smeden ze een schijnbaar natuurlijke verbintenis
tussen visuele en geschreven retoriek. Het zijn precies deze codes die Hondius door middel
van zijn werk probeert te tonen, door ze in een nieuw beeld samen te voegen. Door de
nieuwsfoto’s ‘over te doen’, door ze te ensceneren ondermijnt Hondius hun beeldstructuur en
grammatica en daarmee hun waarheidsgehalte.128
Zowel deze theoretische benadering van fotografie als medium als Hondius’ drang om precies
het juiste moment van realisatie te kiezen, -het moment waarop zijn uitgeputte acteurs precies
het beeld vormen dat hij voor zich zag- dwingen hem om als fotograaf te verdwijnen uit de
foto die hij zo zorgvuldig geënsceneerd heeft. Volgens van Rijn zoekt Hondius naar hét
ultieme, archetypische beeld dat als een soort verklarende blauwdruk onder alle documentaire
foto’s kan worden gelegd. In de fotografische zoektocht naar dit beeld vraagt Hondius zich
niet zozeer af welk individueel beeld beklijft, choqueert of indruk maakt, maar wel welk sóórt
beeld het meest geneigd is om de beschouwer aan zich te binden.129
In tegenstelling tot wat zijn werk door het gepolijste en afstandelijke karakter suggereert
kleeft er een persoonlijk aspect aan de oorsprong van deze vragen, schrijft van Rijn. Hondius
groeide in de jaren zeventig op met Het aanzien van…, een Nederlandse serie van jaarboeken
die ieder jaar in beelden liet zien. Hij raakte gefascineerd door de boeken met realistische,
125 Clarke 1997, 29. 126 Ter Braak 2006. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 14-4-2012) 127 Lütticken 2003. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 16-4-2012) 128 Ter Braak 2006. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 14-4-2012) 129 Van Rijn 2009, 129.
44
‘puur documentaire’ beelden. In tegenstelling tot een getuigenis, waarvoor de intentie
essentieel en van te voren bedacht is, wordt aan een document achteraf een zekere waarde
toegekend, beweert Jean-François Chevrier.130
Hoewel deze beelden toen Hondius ze bekeek
al geschiedenis waren geworden, en ze dus geen actuele nieuwswaarde meer bevatten, hadden
deze foto’s voor hem niets aan uitdrukkingskracht verloren. De getuigenis van het beeld uit de
media was tot document geworden in deze jaarboeken. Dat is het soort beeld waar Hondius
volgens van Rijn naar zoekt. Het werk van Hondius vormt op deze manier een doorgaande
lijn door de geschiedenis van het mediabeeld. Hondius formuleert op impliciete wijze een
kritisch perspectief op de mediabeelden waarop individuele foto’s gebaseerd zijn. De manier
waarop politiek gevoelige thema’s worden afgebeeld, gerelateerd aan zaken als
vreemdelingenbeleid, geweld, aids, maar ook de manier waarop oorlogen in beeld gebracht
worden- ze volgen allemaal dezelfde principes. Van Rijn noemt dit archetypische beelden,
maar rekt daarbij de definitie van het begrip archetype wel erg ver op. Zij schrijft over
mediabeelden die bij velen op het netvlies gebrand zijn en niet alleen over beelden die uit een
bepaalde culturele traditie tot stand zijn gekomen. Daarom geef ik de voorkeur aan de term
‘iconisch’ boven ‘archetypisch’. Dit soort beelden blijven terugkomen. De herkenbaarheid
van dit soort foto’s, schrijft Sontag, geeft vorm aan onze beleving van het heden en het nabije
verleden.131
Foto’s vormen referentiekaders die dienen als verklaring van oorzaken en
sentimenten met betrekking tot bepaalde gebeurtenissen. Ook helpen ze om een beeld van een
verder verleden te vormen en hervormen. De foto’s die iedereen herkent vormen een
belangrijk instrument van wat een samenleving denkt. In strikte zin bestaat er niet zoiets als
een collectief geheugen, maar wel van een geheugen dat collectief, door steeds dezelfde
beelden gevoed wordt. Deze beelden geven aan wat belangrijk gevonden wordt en hoe het
afgebeelde gebeurd is en vervolgens herinnerd wordt. Het thema van moeder en kind
bijvoorbeeld, door Hondius onder andere afgebeeld in Flight [afb 28.] heeft door de jaren
heen weinig van zijn dramatische zeggingskracht verloren, sterker nog, het won ook in het
jaar 2011 weer de World Press Photo [afb. 4]. Ook recente beelden vallen dus onder de
iconische categorie, denk aan beelden van de instortende Twin Towers. Deze iconische
beelden vormen de modellen achter de foto’s van Hondius. Hiermee, schrijft van Rijn, past
Hondius in de gelederen van wat we inmiddels een beweging kunnen noemen van fotografen
130 Chevrier 2005, 55. 131 Sontag 2003, 85-86.
45
en filmmakers die diepgaand reflecteren op beelden uit de media en de gevolgen die deze
beelden op onze maatschappij hebben.132
2.7 Juul Hondius & documentaire fotografie in de context van kunst en museum
Net zoals de in de inleiding genoemde Johan Grimonprez [afb. 8], deconstrueert Hondius
beelden uit de media, en plaatst deze vervolgens in een andere context, die van kunst en
museum. Hondius toont zijn bronnenmateriaal niet. De nadruk op het werk ligt op de
beschouwer, niet op de fotograaf. De beschouwer is degene die het verhaal compleet maakt en
op deze manier ook als een soort maker fungeert, stelt van Rijn.133
Het beeld is in ieder geval
niet ‘af’ zonder de beschouwer. Hondius gebruikt als basis voor zijn aanpak wijdverbreide
beelden, foto’s en stills die voorkomen in ieders persoonlijke beeldarchief. In de hele wereld
verschilt dit persoonlijke beeldarchief volgens van Rijn slechts minimaal, er circuleren
varianten van dezelfde beelden, dezelfde verhalen.
Hoe Hondius door middel van zijn fotowerken de documentaire fotografie becommentarieert
en deconstrueert is in het voorgaande al naar voren gekomen. De rol van een museale context
is echter essentieel om deze deconstructie ook daadwerkelijk voor het oog van de beschouwer
te laten plaatsvinden. Als Hondius’ foto’s ‘gewoon’ in de krant zouden staan is het
waarschijnlijk dat mensen ze voor kennisgeving aan zouden nemen en vervolgens rustig door
zouden bladeren. Pas in een museum of galerie, waar de foto’s in alle rust en samenhang te
bekijken zijn, valt op dat de bijschriften ontbreken en hoe Hondius door middel van zijn
beelden de fotografische ‘werkelijkheid’ die wij kennen uit de media ondermijnt.
2.8 Juul Hondius & het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie
De laatste ontwikkeling binnen de hedendaagse documentaire fotografie die van toepassing is
op het werk van Hondius is die van het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie,
bijvoorbeeld in beelden die met de computer samengesteld zijn, maar toch alle kenmerken in
zich dragen van een direct aan de werkelijkheid ontleende opname.134
Steeds meer fotografen
en met fotografie werkende kunstenaars houden zich bezig met het scheppen van artificiële
132 Van Rijn 2009, 129-130. 133 Van Rijn 2009, 129-130. 134 Arjen Mulder geciteerd in Gierstberg 2005, 139.
46
beelden in een stijl die eerder gerelateerd is aan de documentaire dan aan artistieke praktijken
van enscenering en fotomontage. In het geval van Hondius gaat het dan niet zozeer om
manipulatie met de computer, maar om geënsceneerde scènes die op het eerste gezicht als
waar overkomen. Het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie heeft tot gevolg dat een
beeld niet ten dienste staat van het overbrengen van de werkelijkheid, maar van de
verheviging van een werkelijkheideffect, zegt Gierstberg.135
Wat Hondius met zijn werken
lijkt te willen bereiken, is dat de beschouwer dit soort mechanismen doorziet.
135 Gierstberg 2005, 143.
47
3. Jeff Wall, Dead Troops Talk; reconstructie van een verbeeld verleden
Op welke wijze deconstrueert Jeff Wall het documentaire beeld? Is hij eigenlijk wel uit op
deconstructie van het documentaire beeld? Door dieper in te gaan op het beeld zelf, Walls
werkwijze en intentie, de relatie tussen Dead Troops Talk [afb. 2,3] en andere werken uit zijn
oeuvre en de relatie van Wall ten opzichte van de huidige ontwikkelingen in de documentaire
fotografie, probeer ik een antwoord op deze vraag te vinden.
3.1 Dead Troops Talk
We keren terug naar het beeld van Wall, Dead Troops Talk waar dertien soldaten uit het rode
leger, allemaal met dodelijke verwondingen, tot leven zijn gekomen. Ze vormen groepjes van
twee of drie, gesticuleren, graaien, spelen, denken of liggen, door Wall in een
driehoekscompositie gepositioneerd, in het landschap. Ze bevinden zich op een helling, er is
geen horizon te zien. Om hen heen liggen puin, gruis stenen en verdorde takken, niets leeft in
dit landschap. Geen van de afgebeelde figuren richt zijn blik naar de beschouwer of de
fotograaf, de doden zijn verwikkeld in een spel met elkaar, vol zorgvuldig geregisseerde
gebaren. Aan de linkerkant zien we een jonge Moedjahedin in een wit gewaad en op gympen,
die zijn geweer heeft neergelegd en een tas doorzoekt. Op het pad rechtsboven zien we in
donkere broeken de benen van nog twee Moedjahedin, naast een stapel geweren.
De soldaat uiterst links kijkt naar zijn hand en lijkt uit te barsten in een schreeuw van
ongeloof, terwijl de man naast hem moedeloos met zijn gewonde hoofd op zijn arm steunt.
Meteen boven hen zit de jonge Moedjahedin, die de soldaten niet op lijkt te merken terwijl hij
een tas doorzoekt. In de top van de driehoek bevindt zich een groepje soldaten, die hun
verwondingen wel amusant lijken te vinden. Eén man zit op de rug van de ander en toont zijn
opengereten buik met blootliggende ingewanden, terwijl de andere twee een kat- en muisspel
spelen met iets dat op een stuk mensenvlees lijkt. Direct rechts onder hen omarmt een soldaat
de kameraad naast hem. Daarnaast, aan de rechterkant ligt een soldaat die een denkgebaar
maakt met zijn hand. Hij heeft een kalme en tevreden gelaatsuitdrukking. In het gezicht van
de man die onder hem ligt lijken zijn ogen van verbazing welhaast uit zijn oogkassen te
ploppen. In de groep soldaten uiterst rechts liggen twee mannen uitgestrekt op de grond. Zij
lijken echt dood, of in ieder geval nog niet opgestaan. Tussen hen in knielt een soldaat met
een opengebarsten schedel. Hij kijkt vragend naar de denkende man links van hem, alsof hij
48
dringend antwoord verwacht. Boven hem bevindt zich de laatste soldaat die zonder been leunt
tegen de rotswand en het tafereel geamuseerd aanziet. Tezamen vormen de soldaten een bizar
tafereel van een gebeurtenis in een oorlog. Om de achtergronden van het conflict dat Wall
afbeeldt te begrijpen, is het hier op zijn plaats om dieper in te gaan op de Sovjetinvasie van
Afghanistan.
3.2 De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan
Toen Wall rond 1988 begon met werken aan Dead Troops Talk, liep de Sovjetinvasie van
Afghanistan op zijn eind. Bijna tien jaar eerder waren Sovjettroepen Afghanistan
binnengevallen. Het had een militaire operatie moeten worden die slechts enkele weken zou
duren, maar groeide uit tot een verblijf van een kleine tien jaar. De invasie leidde tot een
sterke opleving van de Koude Oorlog. De Sovjet-Unie heeft gedurende bijna de gehele
twintigste eeuw een stempel willen drukken op de geschiedenis van het aangrenzende
Afghanistan. Verschillende Sovjetinterventies en een sterk op Moskou georiënteerd
buitenlands beleid vanuit Sovjetgezinde regeringen waren het gevolg.136
In 1978 vond er vanuit de Afghaanse communistische partij een communistische staatsgreep
plaats. Kabul kon zich meteen verheugen op economische hulp, lucratieve handelsvoordelen
en verregaande samenwerking met Moskou. De communistische hervormingen waarbij de
overwegend agrarische bevolking van Afghanistan van de ene op de andere dag moest
transformeren in moderne, met hamer en sikkel gewapende marxistische arbeiders, zorgden
voor veel onrust en antipathie bij de lokale bevolking. Vooral de gelijke rechtspositie van
vrouwen en de communistische landhervormingen botsten met eeuwenoude islamitische en
culturele tradities. Hierdoor werden uiteindelijk de al eeuwenlang onderling oorlogvoerende
Afghaanse stammen verenigd in hun haat tegen het atheïstische Afghaanse regime.
Moslimleiders kondigden een jihad (heilige oorlog) af tegen de ongelovige bestuurders.
De Sovjet-Unie rekende uit strategische overwegingen Afghanistan tot zijn directe
invloedssfeer, zodat het land in ieder geval niet aan de Amerikanen ten prooi zou vallen. De
Brezjnev-doctrine stelde immers dat de Sovjet-Unie als taak had in te grijpen als een
communistische staat bedreigd werd door imperialistische contrarevolutie.
136 Bos 2008. http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/7007/de-inval-van-de-sovjet-unie-in-
afghanistan.html (geraadpleegd 12-5-2012)
49
Op 25 december 1979 vielen Sovjettroepen Afghanistan binnen. Binnen enkele weken werd
een bezettingsmacht van 85.000 soldaten in Afghanistan opgebouwd. Militair gezien was de
operatie een succes. Maar de politieke en economische consequenties van de bijna tien jaar
durende oorlog in Afghanistan zouden uiteindelijk rampzalig uitpakken voor de Sovjet-Unie.
In het verloop van de oorlog gingen de Verenigde Staten de moslimrebellen, oftewel de
Moedjahedin, steunen in hun strijd tegen de communistische overheersing door militaire
training en het verstrekken van wapens. In 1986, toen Sovjetpresident Gorbatsjov nog geen
jaar aan de macht was, besloot deze dat de Sovjettroepen Afghanistan moesten verlaten. De
militaire interventie in Afghanistan had niet geleid tot een vergroting van de veiligheid van de
Sovjet-Unie. Integendeel, politiek raakte Moskou steeds verder geïsoleerd, de bezetting werd
internationaal sterk afgekeurd en kwam de Sovjet-Unie op vele vormen van represailles te
staan. Economisch stond de unie aan de rand van de afgrond, en het Rode Leger bleek niet
sterk of vakkundig genoeg om de Afghaanse guerrillastrijders de baas te kunnen. Hoge
kosten, vele doden en demoralisering van het leger zorgden ervoor dat de Sovjet-Unie
gedwongen was zich terug te trekken.
Op 14 april 1988 ondertekenden Afghanistan, Pakistan, de Sovjet-Unie en de Verenigde
Staten het Akkoord van Genève. Het Rode Leger beloofde zich binnen tien maanden terug te
trekken. Het Koude Oorlog-conflict over Afghanistan was beëindigd, maar het land zou zich
al snel weer in een burgeroorlog storten.
3.3 Walls geconstrueerde beeld van een oorlog
De wijze waarop Wall dit oorlogstafereel presenteert, een grote foto op een lichtkast,
beïnvloedt ook de interpretatie. Het is geen grauwe afdruk in de krant, maar een lichtgevend
en ondanks de afgebeelde gruwelijkheden, esthetisch gevaarte dat ons overrompelt.
Jeff Wall spreekt in een interview met Craig Burnett over zijn motivatie om Dead Troops
Talk te maken:
I had a sudden notion of a dialogue of the dead, coming from I don’t know where. It had nothing to do
with the Afghan War, but the subjects needed to be soldiers because it seemed important that they
would have died in an official capacity, that would surely give them something to talk about. I must
have worked on it for six or seven years, making sketches and thinking about how to do it, before I ever
50
got around to making it. It the time I was thinking about it, the Afghan War was coming to an end. That
was coincidence. It always seemed to me that the work was going to have a relationship to war
photography. I was going to advance a claim to authenticity that couldn’t be satisfied, and in de
suspension of that area – the fantasy- the hallucination could occur. (…) But the picture has nothing to
do with pastiche – It’s not meant to be amusing, but somber and contemplative. It has some comic
elements in it, but that is not the essential nature of the picture. (…) I feel that the thematic core of it is:
what would we say about it if we could speak about our death having died for a cause that we might not
understand or even agree with but which we would nevertheless accept as we accepted, acquised or
submitted to being soldiers? The pictorial realization of the theme had to be hallucinatory, but the
hallucination needed a foundation of almost documentary accuracy. All the factual elements had to be
as real as I could make them.137
De titel Dead Troops Talk verwijst naar Walls fantastische voorstelling van wat er, na een
dodelijke hinderlaag, door de soldaten zou kunnen worden besproken. De uitgebreide
ondertitel, A Vision After an Ambush of a Red Army Patrol Near Moquor, Afghanistan, heeft
daarentegen een feitelijk karakter, als een bijschrift dat onder een documentaire foto zou
kunnen zijn geplaatst. Zoals Wall in het citaat al aangeeft heeft hij op wat hij documentaire
wijze noemt, onderzoek verricht naar de Afghaanse oorlog. Hij ontleende de aankleding van
zijn tafereel aan foto’s die tijdens deze oorlog gemaakt zijn [afb. 29-30]. Op groot formaat
werkt hij minutieus alle details uit. Hij bouwde het Afghaanse landschap na in zijn studio.
Ook de soldaten en de Moedjahedin zijn precies zo gekleed als tijdens de Sovjetbezetting van
Afghanistan het geval moet zijn geweest. Wall maakte het scenario voor Dead Troops Talk
door verschillende tekeningen te maken van de set en de figuren voordat hij aan het
fotograferen begon.
Terwijl hij onderzoek deed naar de Afghaanse oorlog stuitte Wall volgens Burnett op een
nieuwsfoto van Russische soldaten die Kalasjnikovs voor hasj ruilden met de Moedjahedin,
een toevallige en waardevolle ontmoeting die een extra dimensie aan Walls dialoog tussen de
doden meegaf. De foto, vindt Burnett, zou vanwege de associatie met geestverruimende
middelen, geïnterpreteerd kunnen worden als een door hasj opgewekte hallucinatie van een
soldaat, die optreedt in de stilte na de storm die volgde op de hinderlaag en waarin de
soldaten, wakker geschrokken uit de dood en hun lichamen nauwelijks meer intact, hun lot
bediscussiëren.138
Burnetts betoog is echter kort, hij geeft niet aan waarom hij er precies van
overtuigd is dat het tafereel een door hasj opgewekte hallucinatie zou moeten zijn.
137 Wall geïnterviewd door Burnett 2005, 59. 138 Burnett 2005, 58.
51
In de analyse van werken van Jeff Wall, zowel door zichzelf als door anderen, is er een aantal
centrale begrippen die steeds weer opduiken. Dit zijn de begrippen narrative poem,
cinematografie, tableau en moderniteit. Narrative poem is een begrip dat gebruikt wordt in
relatie tot de narratieve structuur van de werken van Wall. Cinematografie staat vooral in
verband met de (technische) mogelijkheden die open staan voor de fotograaf wanneer deze
een foto maakt met een aanpak die normaal gesproken voor film gebruikt wordt. Het tableau
is vooral belangrijk als historisch model voor fotografie die op levensgroot formaat een
theatrale relatie met de beschouwer aangaat. Ook verbindt het tableau Wall met de traditie
van neoklassieke en academische schilderkunst. Dwars door al deze zaken heen loopt het
begrip moderniteit, dat zijn wortels heeft in de negentiende-eeuwse avant-garde en Wall
inspireerde om een beeldtaal te vinden die past in de moderniteit van de twintigste en
eenentwintigste eeuw. Wall verenigt zo het neoclassicisme en de academische schilderkunst
met de avant-garde, terwijl deze stromingen in kunsthistorisch opzicht als elkaars tegenpolen
worden gezien.
Al deze begrippen komen samen in een, zoals Michael Newman het noemt, fotografisch
tableau in de vorm van een transparant in een lichtkast, dat relaties aangaat met allerlei
eerdere vormen van schilderkunst.139
Tegelijkertijd staat dit hedendaagse tableau voor een
cinematografische manier van werken met fotografie door de constructie van een set en
strenge controle over de mise-en-scene, die eerder karakteristiek is voor media als film en
reclame.140
Deze begrippen staan dan ook centraal in de verdere analyse van Dead Troops
Talk en de plaats die dit werk in het oeuvre van Wall inneemt.
Dialoog en relaties, de foto als narrative poem
Wall beeldt dertien soldaten en drie Moedjahedin af. De soldaten zijn dood, maar weer
opgestaan. De Moedjahedin houden zich afzijdig van iedere dialoog tussen de dode soldaten,
of merken deze wellicht niet eens op. Wall bedacht een scenario om al hun onderlinge relaties
en reacties in beeld te brengen:
Creating the relationships was like writing a scenario or a narrative poem. There are thirteen men, one
patrol, all killed, but each reacting to that in his own way. It’s not a synopsis of humanity; it’s a
fragment – just this thirteen men. The young boy whose head is blown open and has lost his hands is in
a way the central figure, and he’s saying something that he feels is urgent to the older captain. But
139 Newman 2007, 10. 140 Idem, 16.
52
because the captain is dead too, he’s also moved into another dimension, one in which he doesn’t have
to answer. There’s no urgency- he’s contemplating this boy’s questioning nature, or contemplating the
urgency itself, who knows? I tried to find ways for each figure to go through this moment, as an
individual, each one somehow different.141
Het fotografische beeld is volgens Wall geen registratie van een gebeurtenis, maar een
analyse ervan, die een ‘vertelling’ in de vorm van een foto genoemd kan worden. In dit
opzicht komt deze ervaring overeen met de ervaring van een gedicht, vindt Wall.142
De
conventionele manier van het ‘lezen’ van een foto zou gebaseerd moeten zijn op een
indexicale, causale relatie met de werkelijkheid (die gelijkenis kan voorstellen). De narratieve
structuur van Dead Troops Talk kan volgens Newman eerder vergeleken worden met de
structuur van een niet volgens de regels van de poëtica samengesteld gedicht. De zinnen in
een gedicht hoeven namelijk niet op een conventionele manier gelezen te worden, zoals ook
een foto niet als kroniek opgevat hoeft te worden. Wall gebruikt de tegenstelling prose- poem
of de gewrongen samenvoeging narrative poem om zijn werk te karakteriseren. Prose of
narrative verwijst dan naar het weergegeven verhaal of de gebeurtenis, en poem naar de
mogelijkheden van de kunstenaar om dit verhaal vorm te geven. Het format van de narrative
poem stelt Wall in staat om de waarheidsclaims die vastkleven aan vooral de journalistieke
fotografie af te wijzen, beweert Newman.143
Cinematografie
Het begrip cinematografie is zowel van toepassing op de werkwijze van Wall als op het
uiteindelijke beeld. De rol van Jeff Wall in het creëren van Dead Troops Talk is vergelijkbaar
met die van een filmregisseur: beiden scheppen een realiteit naar aanleiding van een beeld dat
zij voor zich zien voor een bepaalde scène, schrijven de redacteuren in de inleiding van Dead
Troops Talk, een monografie die zich specifiek op dit werk richt.144
Wall kiest een locatie,
selecteert acteurs, en kiest voor bepaalde belichting [afb. 31]. Geen detail gaat aan hem
voorbij, elke kledingstuk, rekwisiet en gebaar wordt door hem geregisseerd en zorgvuldig in
het decor en vervolgens in de compositie geplaatst, deels in zijn studio en deels digitaal. Dead
Troops Talk is een computermontage van los geschoten foto-onderdelen. Als een schilder kan
Wall op deze manier aandacht besteden aan verschillende onderdelen van zijn compositie, in
plaats van deze in één keer op camera te vangen. Wall zegt hierover in een interview met
141 Wall geïnterviewd door Burnett 2005, 62-63. 142 Wall 1996, 337. 143 Newman 2007, 12. 144 Schwander (e.a.) 1993, 4.
53
voormalig directeur van Museum Boijmans van Beuningen Chris Dercon, waar Dead Troops
Talk lange tijd te zien is geweest het volgende:
I realized that cinema had become such a model for practice for artist and myself and in a way for
everybody, that it would be possible to create, what I think of, as an imitation of the cinema. And it also
had to do with recognizing the technical fact about cinematography which was that motion pictures are
only one possible outcome of cinematography and that it was possible to use the means of the
techniques to make still pictures or even pictorial art if you like. So for example with a big project like
Dead Troops Talk which was a test in a way of the imitation I have been working on because it was a
more challenging project technically. I had to think about making production plans the way one would
properly do in a film production: divide my time and also work with people who would take care of the
different parts of the production, such as the set, the costumes which all had to be manufactured like
they would do in a film, the pictorial composition separate from that and other technical aspects all
which have to be worked through in a very systematic way.145 (…) I think also that cinematography has
possibilities that photography has ignored for a long period of its history.146 (…) Photography as an
aesthetic was based upon recording, was based upon what already existed, that is the aesthetic of
straight photography, art photography; that this thing exists and one makes a beautiful picture of it. But
cinematography was based upon making things that didn’t exist until they were assembled somehow
artificially by the cinematographer, the film production in general, as a whole, and made visible. So
what we call fiction is the making of something that doesn’t pre-exist. To me that is cinematography, or
part of cinematography. I like the fact that in a sense cinematography brought the notion of what
photography could do, in ways that photographers weren’t so interested in when I started pursuing it.147
Dead Troops Talk kent ook sterke verwijzingen naar het genre van de horrorfilm. In dit soort
films volgen sterke emoties elkaar op, van doodsangst tot humor. Ook in Walls foto is een
variatie aan emoties en reacties te zien. Hoewel Dead Troops Talk groteske elementen heeft,
is het geheel een overdacht en somber tafereel, een confrontatie met de dood die op verre van
abstracte wijze is weergegeven, zegt Wall.148
Hij beeldt het verzwakte Rode Leger in
Afghanistan af en verschillende reacties op een gewelddadige dood worden gepresenteerd als
een visioen vanuit een onmogelijke positie. We bezien de dood van een andere kant, voorbij
het moment van de eigenlijke dood. Wall maakt een haast hallucinatoir beeld, zegt Newman,
dat wij als beschouwer kunnen zien, maar de onverstoorbare Moedjahedin waarschijnlijk
niet.149
Dit wijst erop dat er in het beeld twee niveaus aanwezig zijn. De soldaten bevinden
zich in een hallucinatie of visioen waar de Moedjahedin geen deel aan hebben. Zij bevinden
145 Wall geïnterviewd door Dercon 1995, 2. 146 Idem, 3. 147 Idem. 148 Wall geïnterviewd door Burnett 2005, 59. 149 Newman 2007, 156.
54
zich in een andere laag, een gesuggereerde werkelijkheid, waarin de soldaten waarschijnlijk
dood over het landschap verspreid liggen. De suggestie van het documentaire in dit beeld
maakt het cinematografische visioen aannemelijk, op het niveau van de Moedjahedin en het
zorgvuldig nagebouwde landschap, al is dat alleen op het eerste gezicht zo.
Tableau, een ‘format’ vol verwijzingen
Wat betreft thema, werkwijze en opbouw kun je vanuit Dead Troops Talk parallellen trekken
met de vroegste vormen van oorlogsfotografie, negentiende-eeuwse vormen van
spektakelcultuur en de Franse neoklassieke en romantische schilderkunst. Het fotografische
tableau is voor Wall de vorm waarin het hedendaagse en de traditie samenkomen.
De lijken van de Sovjetsoldaten zijn gepositioneerd in een driehoek, een compositiestuctuur
die veel gebruikt werd in de academieschilderkunst. Denk bijvoorbeeld aan Theodore
Géricaults Vlot van de Medusa (1816) [afb. 32], waarvan Newman beweert dat het een
precedent is voor Dead Troops Talk.150
Géricault geldt als een overgangsfiguur tussen de
neoklassieke academische schilderkunst en de romantische schilderkunst. Newman vergelijkt
de schilderijen niet alleen omdat ze een soortgelijke compositie hebben, maar ook omdat
Géricaults schilderij gemaakt werd in de tijd dat de verworvenheden van de Franse revolutie
door het weer instellen van de monarchie van Lodewijk XVIII in Frankrijk teniet werden
gedaan.151
Het schip Medusa zonk in 1816 doordat het onder gezag stond van een
incompetente adellijke kapitein, een gebeurtenis die destijds voor veel ophef zorgde.
Géricaults enorme schilderij vertelt een gruwelijk verhaal, door Albert Aldaheff uitgebreid
beschreven in zijn boek The raft of the Medusa, Géricault, art and race (2002).152
Het schip
de Medusa verging voor de kust van St. Louis, Senegal. De meest geprivilegieerde
opvarenden bereikten veilig en wel het vasteland, maar een groep van meer dan 150 mensen
bleef achter op zee, op een stuurloos vlot. Dat uiteindelijk slechts een groep ongeveer vijftien
mensen twee weken later, toen het vlot gered werd door het schip de Argus, nog in leven was,
zegt al veel over de ontberingen die op het vlot doorstaan werden. Er was sprake van geweld
tussen de schipbreukelingen onderling, mensen werden bevangen door tropenkoorts en
sprongen hallucinerend van het schip af, er was gebrek aan voedsel en water waardoor de
laatste overlevenden volgens verhalen overgingen tot kannibalisme.153
150 Newman 2007, 153. 151 Idem. 152 Aldaheff 2002. 153 Aldaheff 2002, 9-12.
55
Een belangrijke overeenkomst tussen Dead Troops Talk en Het vlot van de Medusa is dat
beide werken een gebeurtenis, een ‘nieuwsfeit’ afbeelden, maar dat de politieke implicaties
van het afgebeelde nog veel verder reiken dan de afgebeelde gebeurtenis op zich.
Géricault baseerde zijn schilderij, net als Wall zijn foto, op verschillende vormen van
uitgebreid onderzoek. Een belangrijke bron vormen ooggetuigenverslagen van twee Franse
overlevenden van de ramp, Corréard en De Savigny. Géricault kende deze mannen, die het
verhaal van de schipbreuk publiceerden vanaf 1817 onder de titel Naufrage de la frégate la
Méduse.154
In latere edities van dit werk verzorgde Géricault de illustraties. Daarnaast gaf hij
zijn figuren vorm aan de hand van uitgebreide studies, onder andere op basis van schilderijen
die hij maakte van slachtoffers van de doodstraf, afgehakte ledematen, inwoners van Afrika,
overlevenden, vrienden en zijn zelfportret.155
Ook maakte hij voor het vormgeven van zijn
schilderij gebruik van gravures en verslagen van schipbreuken.
In tegenstelling tot Dead Troops Talk zijn de mensen die het vlot van de Medusa bevaren niet
weergegeven als losse groepen. De figuren staan, zitten en liggen dicht op elkaar en de
driehoekscompositie werkt toe naar een dramatisch hoogtepunt in de vorm van een donkere
figuur, die wij vanaf de rug zien terwijl hij zwaait met een roodwitte doek. Deze compositie
ontleende Géricault volgens Aldaheff aan een gravure, Le Naufrage de M. Brisson au Cap-
Blanc, en 1785 (1802) [afb. 33], die voor Géricault de inspiratie vormde om het probleem van
een opgaande beweging op een vlak vlot op te lossen.156
Een deel van de groep richt zich in
een opwaartse beweging naar de redding door het schip de Argus, op het schilderij niet meer
dan een speldenknop aan de horizon. Op de voorgrond zien we schipbreukelingen die dood of
bewusteloos lijken of zich afkeren en niet meegaan in de opwaartse beweging. Géricault
beeldde zichzelf af als schipbreukeling, als de liggende figuur links op het schilderij. Aldaheff
verklaart de verschillende uitgebeelde reacties aan de hand van een ziekte, tropenkoorts, die
verschillende mensen op het vlot trof.157
De tropenkoorts leidde tot visioenen, waardoor valse
hoop op redding kon ontstaan en mensen verdronken omdat ze van het vlot afsprongen.
Géricault voedt deze interpretatie door het reddende schip slechts als een kleine schim op de
horizon af te beelden. Géricault speelt zo een spel met visioen en waarheid, iets waar Wall
154 Aldaheff 2002, 9-12. 155 Idem, 9. 156 Idem, 142-144. 157 Idem, 82-83.
56
zich, zij het in zijn gehele beeld en niet alleen met een stip aan de horizon, ook mee bezig
houdt.
Het vlot van de Medusa draagt, net als Dead Troops Talk, verschillende politieke implicaties
in zich. Géricault leefde tijdens de restauratie, een periode waarin het Huis van Bourbon na de
val van Napoleon aan de macht was en een reactionair bewind voerde. Het was een tijd van
oproer en tegenstellingen tussen partijen die met het koningshuis sympathiseerden of er juist
tegen in verzet kwamen. Een vroege criticus van Géricault, Jules Michelet, bekritiseerde de
schilder omdat hij vond dat het Vlot van de Medusa aantoonde dat er geen hoop was voor het
verdeelde Frankrijk.158
Argumentatie voor zijn stelling vond Michelet in de manier waarop
Géricault zichzelf afbeeldde, levenloos aan de zijkant van het vlot, zijn arm al in het water.
Volgens Michelet is er geen reddingsschip in aantocht en zijn de schipbreukelingen verloren,
een bewering die hij vervolgens toepast op heel Frankrijk. Hij beschuldigt Géricault van het
verliezen van hoop in de Franse samenleving en wijst daarom zijn schilderij sterk af.159
Volgens Aldaheff slaat Michelet echter de plank volledig mis.160
Ondanks de afgebeelde
ontberingen beweert hij, wijst het schilderij juist op een hoopvolle toekomst, en wel op een
voor die tijd onconventionele manier. Géricault vestigt namelijk alle hoop in het schilderij op
de getinte man die op het culminatiepunt van de compositie met een doek zwaait. Op dit punt
raakt Géricault aan een politiek zeer gevoelig punt. Frankrijk verdiende goed aan de
slavenhandel. Als economisch instrument was er machthebbers veel aangelegen om de
slavenhandel in stand te houden. Zwarte mensen werden als dieren, als handelswaar gezien.
Tegelijkertijd was er vanaf het tweede decennium van de negentiende eeuw een
tegenbeweging ontstaan, het abolitionisme, waar Géricault, voornamelijk via zijn belangrijke
ooggetuigen Corréard en De Savigny, sterk bij betrokken was.161
Aldaheff beweert op basis
van verschillende bronnen, dat het Vlot van de Medusa gelezen kan worden als een protest,
een politiek statement tegen de slavenhandel.162
Van belang hierbij is niet alleen dat mensen
van verschillende rassen en kleuren bij elkaar op het vlot zijn afgebeeld, maar vooral ook de
donkere huidskleur van de belangrijkste figuur, de held in de top van de driehoekige
compositie. Studies voor het Vlot van de Medusa [afb. 34], tonen aan dat Géricault in zijn
158 Aldaheff, 2002, 34-37. 159 Idem 34-37. 160 Idem, 12, 13. 161 Idem, 132. 162 Idem 25, 26, 164-171, 184.
57
voorbereiding verschillende kleuren heeft gebruikt voor zijn signaalfiguur. In de periode dat
hij werkte aan de Medusa raakte Géricault meer en meer betrokken bij de abolitionistische
beweging. De overtuiging dat alle mensen gelijk zijn, kwaliteiten hebben en dus gelijk, en niet
als slaaf behandeld moeten worden, vindt zijn weerslag in een held, die een getinte huidskleur
heeft, een mix van donker en licht, of zoals Aldaheff hem noemt, une homme de tout les
couleurs.163
Géricaults schilderij roept daarom de vraag op welke positie een kunstenaar zou moeten
innemen op het moment dat revolutionaire ideeën verslagen worden. Iets soortgelijks speelt in
de tijd dat Wall werkt aan Dead Troops Talk. Tijdens de Afghaanse oorlog ondersteunde,
trainde en bewapende de Amerikaanse regering van president Reagan de islamitische
Moedjahedin om zo het communisme in Afghanistan te bestrijden, het Rode Leger te
verzwakken en zo bij te dragen aan de val van het communisme. Dead Troops Talk is zo een
reflectie op het einde van het communisme en toont, net als het Vlot van de Medusa een
moment waarop de revolutionaire ideeën, in dit geval die van het communisme, verslagen
worden.164
Hoewel de gebeurtenissen op de Medusa indirect veroorzaakt worden door het
verdwijnen van de verworvenheden van de Franse revolutie, speelt in de interpretatie van
Aldaheff het abolitionistische politieke statement een belangrijkere rol. Duidt de
versnippering in Walls compositie erop dat er, in het geval van het falen van het communisme
geen hoop is, geen held, geen streven? In het geval van Dead Troops Talk is dit moeilijk met
zekerheid te zeggen, maar de sterk neomarxistische interpretatie van het werk door Terry
Atkinson bedeelt misschien een vergelijkbare sleutelrol als die van Géricaults homme de toute
les couleurs toe aan de jonge Moedjahedin in Dead Troops Talk.165
Atkinson beweert namelijk dat de Moedjahedin, als jong en in zijn ogen kinderlijke figuur, in
de compositie een ideologische rol vervult, die van het spelende, onsterfelijke revolutionaire
subject. Atkinson ziet in Dead Troops Talk twee soorten spel. Het bovenste drietal soldaten
dat na de dood een spel speelt met hun ingewanden en het spel van de jonge Moedjahedin die
in de tas grabbelt.166
Dead Troops Talk beweegt zich in een ideologische driehoek: islam,
communisme en kapitalisme. In een kapitalistische maatschappij is er volgens Atkinson
163 Aldaheff 2002, 184. 164 Atkinson 1993, 29-45. Atkinsons essay geeft een uitgebreide neomarxistische interpretatie van Dead Troops
Talk waarin het werk wordt opgevat als een allegorie op de ondergang van het Rode Leger. 165 Atkinson 1993, 41. 166 Atkinson 1993, 41-45.
58
weinig ruimte voor de specifieke capaciteiten van kinderen, alles wat van hen verwacht wordt
is opgroeien tot volwassenen die meedraaien in hetzelfde systeem.167
Spelen is in de
kapitalistische opvatting een ontwikkelingsstadium op weg naar volwassenheid, dat
gaandeweg steeds verder onderdrukt wordt. Hiertegenover plaatst hij opvattingen van de
filosoof Walter Benjamin (1892-1940) over de rol van ‘spel’ in de kindertijd. Benjamin ziet
de intuïtieve en associatieve vaardigheid die kinderen hebben om van alles een spel te maken,
als een waardevolle eigenschap. Benjamin beweert dan ook dat zolang er kinderen zijn,
revolutionaire ideeën nooit helemaal zullen verdwijnen.168
Is een Islamitische revolutie de
vorm waarin revolutionaire ideeën in de interpretatie van Atkinson voortleven? Hij gaat niet
zo ver dat hij deze uitspraak bevestigt. Ook komt hij niet tot een conclusie over wat er nu
precies op het spel staat in Dead Troops Talk. Zeker is dat hij in het werk een sterke afwijzing
van het kapitalisme ziet, en in Benjamins notie van spel een belangrijke voorwaarde voor het
voortbestaan van revolutionaire ideeën. Juist omdat zijn interpretatie zo zwaar leunt op die
enkele notie van ‘spel’, is het moeilijk om je volledig achter zijn wijze van interpreteren te
scharen, hoewel het idee uiteraard een interessante invalshoek biedt om Dead Troops Talk in
ideologische zin te verklaren.
Dead Troops Talk verwijst naar een specifieke gebeurtenis, maar het afbeelden van de
gruwelijkheden in een oorlog is een tijdloos fenomeen. Volgens Susan Sontag neemt Jeff
Wall met dit werk een taak op zich waarin hij werd voorgegaan door Francisco de Goya.169
Los Desastras de la Guerra, de rampen van oorlog, is een genummerde serie van
drieëntachtig etsen gemaakt tussen 1810 en 1820 door de Spaanse kunstenaar [afb. 35]. In
deze etsen beeldt hij de gruwelijkheden af die plaatsvonden tijden Napoleons invasie van
Spanje (1808). Goya brengt de beschouwer dicht bij de gruwelen van de oorlog. Het
landschap is een weinig gedetailleerde, donkere atmosfeer, die je enigszins zou kunnen
vergelijken met de achtergrond van Dead Troops Talk. Goya presenteert zijn etsen, net als
Wall zijn fotowerk, niet als chronologisch narratief. Het onderschrift bij een foto is
traditioneel gezien informatief; datum, plaats naam, als bewijsvoering bij de afgebeelde
gebeurtenis. Er is geen behoefte aan beweringen als ‘waargebeurd’, deze claim wordt volgens
Sontag al door de indexicale relatie van de foto tot de werkelijkheid vervuld.170
Goya
daarentegen schrijft dit soort uitspraken wél onder zijn Desastros de la Guerra. ‘Yo lo ví’, ‘ik
167 Idem, 42. 168 Walter Benjamin, S.D. 53 in Atkinson 1993, 44. 169 Sontag 2003, 44. 170 Sontag 2003, 125.
59
heb dit gezien’, staat bijvoorbeeld onder de 44e ets uit de serie [afb. 35].
171 Goya geeft echter
geen exacte weergave van wat er tijdens de invasie van Napoleon gebeurde. Zijn etsen zijn
een synthese van verschillende gebeurtenissen, zegt Sontag. Ze beweren dat dit sóórt zaken
gebeuren, in plaats van het ‘bewijs’ van een enkele foto. Op vergelijkbare wijze laat Wall zien
hoe het onmogelijke visioen van een dode soldaat eruit zóu kunnen zien. Tegelijkertijd maakt
hij volgens Sontag, duidelijk dat dit te gruwelijk is om je als beschouwer voor te kunnen
stellen.172
Ook Catharine David trekt een parallel tussen Goya en Wall. Zij schrijft dat Wall
zich ver verwijderd heeft van het realisme en neigt naar een vorm van het bovennatuurlijke,
als moderne Caprichos (1799) [afb. 36] – de meest rauwe en gruwelijke beelden van
vervreemding, irrationaliteit en geweld, wanneer in de slaap van de rede monsters
ontwaken.173
Het lichtgevende fotografische tableau in combinatie met het afbeelden van dode soldaten en
de significantie van het begrip moderniteit in Walls werk, wijzen op een nog een belangrijke
referentie van Dead Troops Talk naar het verleden. Wederom volgens Susan Sontag verwijst
Dead Troops Talk, naar verschillende negentiende-eeuwse vormen van geschiedenis-als-
spektakel, zoals tableaux vivants, wassen beeldenmusea, diorama’s en panorama’s [afb. 37].
Deze spectaculaire media hebben als overeenkomst met Dead Troops Talk dat ze het verleden
op een verbazende en spookachtige manier tot leven wekken.174
Zoals Wall in het citaat uit het interview met Burnett al aangaf, wilde hij een beeld maken dat
naast een grotesk en irrationeel karakter ook een waarheidsclaim zou hebben die niet ten volle
gerealiseerd zou worden. Daarom baseert hij zich ook op historische oorlogsfoto’s.175
Het
genre van de oorlogsfotografie ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw, met
Roger Fentons foto’s van de Krimoorlog (1853-1856). Fenton maakte geposeerde tableaux
van het militaire leven in Krimoorlog achter de frontlinie. Dit was noodzakelijk omdat de
kortste sluitertijd die op dat moment bereikt kon worden, 15 seconden was. Drama, onrust en
beweging bleven zo buiten beeld. Zijn enige niet geposeerde beeld is Valley of the Shadow of
Death, (1855) [afb. 38] waarin de dood aanwezig is door afwezig te zijn. De lijken zijn weg,
171 Idem, 44-47. 172 Idem. 173 David 2007, 144-152. 174 Sontag 2003, 123. 175 Wall geciteerd in Burnett, 59.
60
en worden gerepresenteerd door de overgebleven kanonskogels die de dood van velen
veroorzaakten.176
De Amerikaanse burgeroorlog was het eerste conflict dat volledig door middel van fotografie
in beeld gebracht werd, onder andere door Timothy H. O’ Sullivan. Van één van zijn meest
bekende foto’s, Death of a rebel sniper at the foot of little round top (1863) [afb. 39], weten
we tegenwoordig dat het afgebeelde lijk versleept is om een betere foto te verkrijgen. Deze
foto’s kunnen gezien worden als voorgangers van Dead Troops Talk.177
Vaak waren dus ook
deze foto’s geen directe weergave van wat er was gebeurd. Ook onderschriften, die feitelijk
aandoen, blijken niet altijd waar te zijn, merkt Sontag op.178
Plaatsnamen bleken bijvoorbeeld
niet te kloppen, of een dode rebel bleek uiteindelijk een confederalistische soldaat te zijn. Zo
zijn er nog veel meer voorbeelden van iconische oorlogsfoto’s die uiteindelijk geënsceneerd
bleken te zijn. Wat volgens Sontag vreemd is, is niet dát deze foto’s gemanipuleerd zijn, maar
dat het steeds weer tot verbazing en teleurstelling leidt als we er achter komen dat dit zo is.179
Bij Dead Troops Talk is de beschouwer niet verbaasd over het niet in vervulling gaan van een
waarheidsclaim, daarvoor is het beeld te grotesk, te duidelijk in scène gezet.
3.4 Dead Troops Talk in Walls oeuvre, ideeën over kunst
Sven Lütticken opent zijn artikel Eeuwige schoonheid, Jeff Wall en de traditie (2004) met de
zin: “Als Jeff Wall niet bestond, zou hij uitgevonden moeten worden; niemand lijkt zo
soeverein verschillende fracties van de kunstwereld met elkaar te verbinden als hij”.180
Als
kunsthistoricus heeft Wall naast zijn beeldend werk altijd veel teksten gepubliceerd. Zijn
teksten en interviews getuigen volgens Lütticken van een voortdurende behoefte tot
zelflegitimatie, met name in historische termen. Walls essays lijken op het eerste gezicht vaak
zelfstandig te opereren, als kunsthistorische verhandelingen die op eigen benen kunnen staan.
Toch is zijn eigen werk altijd op de achtergrond aanwezig, en is er vooral sinds de tweede
helft van de jaren negentig geen tekst van Wall die niet ook de kunsthistorische plaatsing van
zijn eigen fotowerken tot doel heeft. Dat zijn teksten op zichzelf staan en niet zoals bij veel
conceptuele kunstenaars onderdelen van hun werk vormen, betekent dus niet dat het verband
176 Sontag 2003, 50. 177 Newman 2007, 153. 178 Sontag 2003, 54. 179 Sontag 2003, 55. 180 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012)
61
ertussen losser is. Net als het werk is het discours niet statisch, maar onderhevig aan revisies.
De manier waarop Wall zijn werk door middel van zijn teksten kunsthistorisch situeert, wordt
de laatste jaren steeds meer reductionistisch, hij beschrijft op welke fenomenen en tradities in
de kunstgeschiedenis zijn werk teruggevoerd kan worden. Deze ontwikkeling is voor een deel
ook terug te vinden bij auteurs die deel uitmaken van de discoursgemeenschap rond Wall,
schrijft Lütticken. Deze critici gedragen zich niet simpelweg als een spreekbuis voor Wall,
maar ze reageren wel op aanzetten van de kunstenaar zelf om diens werk te interpreteren en te
contextualiseren.181
De manier waarop hij zijn werk binnen de kunstgeschiedenis legitimeert
en contextualiseert heeft Wall sinds de jaren zeventig steeds aangepast en genuanceerd. De
relatie tussen Walls geschreven werk en zijn kunst is dus in die zin problematisch, omdat je
Walls werk aan de hand van teksten uit verschillende periodes, steeds anders kunt
interpreteren.
Categorieën
Grofweg kun je Walls fotowerk in drie categorieën indelen, die hij ook zelf zo benoemd
heeft.182
Eigenlijk is het oeuvre nog veel complexer opgebouwd en vallen sommige werken
binnen meerdere categorieën, maar omwille van de overzichtelijkheid is het verhelderend om
deze indeling te gebruiken. De eerste categorie wordt gevormd door werken als Dead Troops
Talk. Het zijn groots uitgewerkte tableaux waarbij hij een cinematografische werkwijze
hanteert. Veel beeldelementen zijn door hem geënsceneerd, het beeld is nergens een directe
weergave van een werkelijk bestaande gebeurtenis of plaats. Naast Dead Troops Talk valt
bijvoorbeeld ook The Vampires’ Picknick (1991) [afb. 5] binnen deze categorie die Wall
‘cinematographic’ noemt. Deze twee werken vormen in Wall’s oeuvre echter een
uitzondering. Zij zijn namelijk grotesker en fantasievoller dan de meeste andere foto’s die hij
in de loop van zijn carrière als kunstenaar gemaakt heeft.
Een andere categorie noemt hij ‘near documentary’, bijvoorbeeld de foto Mimic (1992) [afb.
6] Ook de gebeurtenissen in deze foto’s regisseert Wall zorgvuldig, maar zijn modellen spelen
een rol in een alledaagse situatie, op een werkelijk bestaande plaats. In Mimic passeren een
blank koppel en een Aziatische man elkaar. Geen van de personages richt een blik op de ander
en de blanke man persifleert ongezien de spleetogen van de Aziaat door met zijn vinger aan
zijn ooglid te trekken. Door dit soort situaties in scène te zetten vestigt Wall de aandacht op
181 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 182 Fried 2008, 63.
62
sociale normen, gebaren en conventies die aan deze situaties ten grondslag liggen en vergroot
deze uit tot fotowerken van menselijke proporties.183
Er is geen sprake van grootschalige
digitale manipulatie, Wall maakt directe opnames op een locatie die hij als filmset behandelt.
Vaak gaat het daarbij om het herfotograferen van een situatie die Wall eerder heeft gezien:
That means, that it is a picture whose subject was suggested by my direct experience, and in which I
tried to recollect that experience as precisely as I could, and to reconstruct and represent it precisely and
accurately. Although the pictures with figures are done with the collaboration of the people who appear
in them, I want them to feel as if they easily could be documentary photographs. In some way they
claim to be a plausible account of, or a report on, what the events depicted are like, or were like, when
they passed without being photographed.184
Tot slot is er nog de categorie ‘documentary’. Hier verandert Wall weinig tot niets aan de
bestaande situatie, de foto’s zijn vaak stillevens van vervallen plaatsen en landschappen. Een
voorbeeld van een dergelijk werk is A Wall in a former Bakery (2003) [afb. 40], dat niets
anders toont dan een muur en een systeemplafond met verkleuringen die door het gebruik van
de ruimte als bakkerij ontstaan zijn. Wall hanteert in deze foto’s een formalistische
benadering, door de zorgvuldige kadrering ligt de nadruk vooral op de weinige kleuren en
lijnen in de foto.185
Ook maakt Wall sinds halverwege de jaren negentig zwart-witfoto’s op
groot formaat, zoals Cyclist (1996) [afb. 41] die verwijzen naar de geschiedenis van de
fotografie zelf.
Narrative poem en moderniteit
Het werk van Jeff Wall is gebaseerd op de kritische analyse en het onderzoek van de
kunstenaar naar de algemene beelden, wetten en tegenstrijdigheden van zijn eigen tijd,
schrijven Schwander (e.a.).186
Doordat deze omschrijving zo algemeen is, kan hij op vrijwel
alle werken van Wall toegepast worden. Wall is in zijn werk en ideeën sterk beïnvloed door
de geschriften van Charles Baudelaire, die in zijn essay Le peintre de la vie moderne (1863)
stelt dat de moderne kunstenaar de taak heeft om de condition humaine van zijn tijd vast te
leggen.187
Baudelaire zocht naar een zekere eenheid of verbondenheid tussen de kunst en het
moderne leven in Parijs in de negentiende eeuw en vond deze bij kunstenaars als Guys,
Manet, Degas en Caillebotte, die in hun werken vluchtige en alledaagse taferelen
183 Burnett, 2005 20. 184 Wall geciteerd in Fried 2007, 505-506. 185 Fried 2008, 63. 186 Schwander (e.a.) 1993, 5. 187 Baudelaire, 1964 (1863), 4-5.
63
weergaven.188
Zoals Manet honderd jaar voor hem, verwijst Wall naar de picturale tradities
binnen de kunstgeschiedenis, maar laat hij ook, in de vorm van de lichtkast, de essentie van
het moderne leven van ónze tijd zien.189
Wall is zeer geïnteresseerd in het alledaagse, dat hij
in interviews vaak in verband brengt met de Peinture de la vie moderne.190
Het essay leidde
ertoe dat Wall ging zoeken naar een vorm van kunst die zou passen bij de versnelde ervaring
van tijd in het moderne leven van de twintigste eeuw, waarin de ervaring van vooruitgang
samen kon gaan met het voorbij gegane verleden.191
Over de peintre de la vie moderne
schrijft Baudelaire:
Observer, philosopher, flâneur – call him what you will; but whatever words you use in trying to define
this kind of artist, you will certainly be led to bestow upon him some adjective which you could not
apply to the painter of eternal, or at least more lasting things, of heroic or religious subjects. Sometimes
he’s a poet; more often he comes closer to the novelist or the moralist; he is the painter of the passing
moment and of all the suggestions of eternity that it contains.192
Baudelaire beseft dat hij schrijft over het snel voorbijgaande. Hij overdenkt in zijn werk niet
een kunstwerk in een museum, maar afbeeldingen van het stadse leven waarbij hem opvalt dat
de kleding die de mensen dragen zo snel uit de mode is geraakt. Het gaat hier over een nieuw
gevoel van ervaring van het heden, iets dat ook in het werk van Wall weerspiegeld wordt. De
peintre de la vie moderne waar Baudelaire over schrijft is geen schilder, maar Constatin Guys,
een ambachtsman die schetsen maakt van het dagelijkse leven in de stad voor geïllustreerde
tijdschriften, een fotojournalist avant-la-lettre [afb.42]. Guys fascineert Baudelaire doordat
zijn tekeningen zowel een vluchtig als een tijdloos aspect kennen:
By modernity I mean the ephemeral, the fugitive, the contingent, the half of art whose other half is the
eternal and the immutable.193
Deze combinatie van het vluchtige met het eeuwige, oftewel het vluchtige moderne met het
verleden, is een cruciaal element in het werk van Jeff Wall. In vele werken combineert hij
steeds weer verwijzingen naar tradities uit de schilderkunst met de moderne fotografische en
cinematografische uitwerking ervan in de lichtkast. Behalve dat het gebruik van deze
technische elementen bepalend is voor de uitstraling van het werk, voegt het ook een dimensie
188 Schwander (e.a.) 1993, 5. 189 Idem. 190 Idem. 191 Newman 2007, 10. 192 Baudelaire 1964 (1863), 4-5. 193 Idem, 13.
64
toe aan de betekenis van het werk. De helderheid en het stralende karakter van de beelden
fascineren Wall op een manier die hij als volgt beschrijft:
I think there’s a basic fascination in technology which derives from the fact that there’s always a hidden
space – a control room, a projection booth, a source of light from some kind from which the image
comes. A painting, no matter how good it is, is to our eyes more or less flat, or at least flatter than the
luminescent image of cinema, television or the transparencies. One of the reasons for this is that the
painting or the ordinary photograph is lit with the same light that falls in the room and onto the spectator
him- or herself. But the luminescent image is fascinating because it’s lit with another atmosphere. So
the two atmospheres intersect to make the image. One of them, the hidden one, is more powerful than
the others. In a painting for example, the source or the site of an image is palpably in front of you. You
can actually touch the place where the image comes from, where it is. But in a luminescent picture the
source of the image is hidden and the thing is a dematerialized or semi-dematerialized projection. The
site from which the image originates is always elsewhere. And this elsewhere is experienced, maybe
consciously, maybe not, in experiencing the image. Rimbaud said, ‘existence is elsewhere’ and
Malevich once wrote ‘only that which cannot be touched is sacred’. To me, this experience of two
places, two worlds, in one moment is a central form of modernity.194
Picture for Women (1979) [afb.43], waarin Wall verwijst naar Manets Een bar aan de Folies-
Bergère (1882) [afb. 44] en A Sudden Ghust of Wind (after Hokusai) (1993) [afb.45] zijn
twee voorbeelden van werken waarin Wall referenties naar eerdere kunstwerken heel expliciet
toont. De werken komen globaal overeen wat betreft compositie en onderwerp, maar dit
onderwerp wordt in door Wall in zijn tegenwoordige tijd geplaatst. Picture for Women
verwijst door onder andere de blik, houding en positie van de afgebeelde vrouw en de rol van
de spiegel, naar Manets bekende werk. Hoewel deze elementen herkenbaar zijn, verschilt het
beeld ook wezenlijk. Zo beeldt Wall niet letterlijk een Parijse bar af, maar weerspiegelt hij het
visuele spel dat Manet speelt met de spiegel in de bar in de bijna lege ruimte die hij
fotografeert. Hierdoor is het onmogelijk is om precies te achterhalen waar de camera precies
gestaan heeft. In A high wind in Yeijiri (1831-33) [afb. 46] waaien de papieren van Japanse
negentiende-eeuwse wandelaars op door de wind. Wall vertaalt deze situatie naar zijn eigen
tijd door paperassen van mannen in pak op een stuk braakliggend terrein af te beelden in een
compositie die vooral door de boom die links van het midden staat, direct herkenbaar is als
een referentie naar Hokusai.
194 Barents 1987, 99.
65
Tableau en cinematografie tegenover fotojournalisme
Baudelaires bespreking van de peinture de la vie moderne kan een invalshoek geven voor het
duiden van Walls fotografie, waarin Baudelaires moderne leven naar Walls eigen tijd is
verplaatst. Ook is het principe van het afbeelden van het alledaagse veel meer van toepassing
op een werk als Mimic [afb.6] dan op Dead Troops Talk [afb. 2]. Het vermogen van de foto
om het voorbijgaande heden vast te leggen, de basis van snapshotfotografie en
fotojournalisme, zijn niet de enige manier waarop het medium ingezet kan worden. Het
fotografische beeld kan opgevat worden als een registratie of als de indexicale sporen van het
vastgelegde moment, maar kan ook opgevat worden als beeld of tableau, waarin het heden
verbonden wordt met een verleden.195
Aan het eind van de jaren zeventig koos Wall daarom resoluut voor deze vorm: een op
zichzelf staande foto op de schaal van het lichaam van de beschouwer. De beslissing om het
fotografisch beeld te vergroten tot de grootte van een menselijk lichaam grijpt terug op de
traditie van het academische realisme uit de tweede helft van de negentiende eeuw.196
The
Destroyed Room (1978) [afb. 47] is Walls eerste tableau in de vorm van een foto op
transparant gemonteerd op een lichtkast. Dit werk kent referenties naar eerdere schilderkunst,
terwijl Wall tegelijkertijd werkt met een cinematografische set en het principe van de
geconstrueerde foto. Het werk verwijst vooral naar Delacroix’ Dood van Sardanapalus (1827)
[afb.48]. Er zijn overeenkomsten in zowel compositie als kleurgebruik, al is Walls werk meer
verstild en zijn alle levende figuren vervangen door objecten. Op deze manier zorgt Wall
zowel voor een breuk met het verleden, als voor het voortzetten van oude tradities.
Het tableau is de vorm waarin Walls cinematografische aanpak en de tradities vanuit de
schilderkunst elkaar vinden. Het begrip ‘cinematografie’ is niet alleen van toepassing als
benaming voor een categorie binnen het werk van Wall, maar verwijst in breder opzicht ook
naar zijn werkwijze, die hij in de verschillende categorieën waaruit zijn werk bestaat toepast.
Deze methode maakt onder andere mogelijk dat de fotograaf samenwerkt met modellen,
onderwerpen of performers, die ieder iets van zichzelf, zowel bewust of onbewust, toe kunnen
voegen aan de foto. Een belangrijk aspect in de relatie tussen film en fotografie is ook het
begrip mise-en-scène. De fotograaf plaatst, net als een filmregisseur, alle belangrijke
elementen in een bepaald beeldkader. Waar de cinematografische benadering van de foto de
195 Newman 2007, 11. 196 Chevrier 2002, 165.
66
nadruk legt op alles wat door de fotograaf in het beeld geplaatst wordt, dient het model van
het schilderij er onder meer voor om de relatie tussen de foto en de beschouwer die voor het
werk staat te benadrukken. Weinig van Walls werken zijn direct gebaseerd op één bepaald
schilderij. De relaties met schilderkunst liggen eerder in verwijzingen naar traditionele genres
zoals historieschilderkunst, portretkunst, genreschilderkunst en stilleven. Verder in zijn
carrière, vanaf de jaren negentig, in de tijd dat de digitale fotografie in opkomst is, worden de
referenties die hij maakt naar schilderkunst steeds minder expliciet, schrijft Newman.197
Hij
begint vanaf die tijd ook steeds meer te verwijzen naar de geschiedenis van de fotografie zelf,
vooral in zijn zwart-witfoto’s die hij op Documenta X (1997) in Kassel toonde [afb. 41].
Volgens Lütticken maakt Wall in zijn zwart-witwerken niet zozeer directe referenties naar de
klassieke twintigste-eeuwse fotografie, die op de kunstmarkt intussen explosief in waarde is
gestegen en nostalgisch wordt verheerlijkt, maar onderneemt hij een poging zich in haar
traditie in te schrijven.198
Wat betreft Wall heeft de foto nooit primair als een reliek of getuigenis van een gebeurtenis
gediend, als directe opname van een bepaald subject. Een foto van Wall is eerder een
representatie die de vorm van een foto aanneemt.199
Wall wil dan ook in zijn fotografie iets
bewerkstelligen dat lijkt op de tactiele complexiteit van een schilderij. Je ziet in een schilderij,
wanneer je dichtbij genoeg staat hoe de streken op het doek gebracht zijn en hoe deze
samenvallen tot een beeld wanneer je afstand neemt. Een dergelijke fysieke betrokkenheid
van de beschouwer tot een schilderij is onmogelijk te bereiken door middel van een foto,
waarin het perspectief op een mechanische manier tot stand is gekomen, schrijft Newman.200
Dit leidt tot de vervreemding van het lichaam in de illusie van ruimte. Hierdoor zijn we ook
geneigd om een foto sneller te bekijken dan een schilderij. Wil een fotograaf de beschouwer
aanzetten tot een langzamere manier van kijken, dan moet hij dit doen op detailniveau. Dit is
alleen mogelijk bij foto’s op grote schaal, waarbij de beschouwer zich zowel kan concentreren
op het geheel van de foto als op de details. Dit effect kan alleen bereikt worden door het
gebruik van een grootformaat camera die technisch in staat is om op een groot oppervlak alle
details te vangen, of, zoals in Dead Troops Talk, gebruik te maken van digitale montage. Zo is
197 Newman 2007, 16. 198 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 199 Newman 2007, 9. 200 Idem, 10.
67
Wall in staat om ‘langzame’ beelden te maken in een traditioneel snel medium.201
Het grote
formaat van Walls foto’s, maar ook de gelijkmatige belichting van het beeld door de lichtkast,
impliceert een bepaalde manier waarop deze ‘gelezen’ moeten worden. Wanneer snapshots in
een reeks gepresenteerd worden, vormen zij samen een narratief, een beeldverhaal. Tegenover
het beschouwen van een foto in relatie tot een bepaald tijdsverloop, als chronologisch verhaal,
kan het beschouwen van een foto als zelfstandig beeld gesteld worden, waarbij de individuele
elementen van de foto, net zoals in een schilderij, in samenhang bekeken kunnen worden.202
Walls beelden, zowel de lichtkasten als zijn latere grote zwart-witfoto’s, zetten een traditie
voort die het beeld als zelfstandige eenheid benadrukt, tegenover de fotografie als registrerend
of illustratief medium. Wall doet dit door het maken van fotowerken die in hun compositie,
interne constructie of iconografisch programma refereren aan allerlei eerdere vormen van
(schilder)kunst. De kritische dimensie van Walls fotowerken verscheen in deze context als
een effect van het gebruik van de juist niet-picturale advertentietechniek, de lichtkast. In 1986
vatte hij zijn opvattingen hierover in een paar zinnen samen:
The fascination of this technology for me is that it seems that it alone permits me to make pictures in the
traditional way. Because that’s what I basically do, although I hope it is done with an effect opposite to
that of technically traditional pictures. The opportunity is both to recuperate the past – the great art of
the museums- and at the same time to participate with a critical effect in the most up-to-date
spectacularity. This gives my work its particular relation to painting. I like to think that my pictures are
a specific opposite to painting.203
Hoewel dit citaat dus al uit de jaren tachtig stamt, gelden deze woorden eigenlijk voor het hele
oeuvre van Wall. Het citaat geeft een definitie aan de dubbelzinnige strategieën die Wall in
zijn werk hanteert.204
Deze in het werk vervatte tegenstellingen lijken een continuïteit te
vormen in Walls oeuvre, maar rond de jaren negentig is er wel een verschuiving van het
accent in zijn werk te bespeuren, schrijft Newman.205
Eerst lag de nadruk vooral op de foto
als tableau, waardoor Wall zijn werken kon plaatsen in een schilderkunstige traditie, later
verwijst hij ook steeds meer naar de geschiedenis van de fotografie zelf.
201 I Newman 2007, 10. 202 Idem, 11. 203 Wall geciteerd door Chévrier 2002, 164. 204 Chevrier 2002, 164. 205 Newman 2007, 16.
68
Met The Destroyed Room als beginpunt herintroduceert Wall het tableau in de kunst. Hij zette
zich op deze manier vooral af tegen de zogenaamde neo avant-gardes van de jaren zeventig
van de vorige eeuw, zoals de arte povera, post-Pop conceptuele kunst en het fotorealisme.206
Joachim Hochdörfer verwoordt Jeff Walls reactie op de neo avant-gardes door het maken van
The Destroyed Room spitsvondig: “An image of destruction instead of destruction of the
image”.207
Wall wil de gecanoniseerde kunst in de musea – van barokke kunstenaars als
Velázquez, via Franse neoklassieke en romantische schilders, tot modernisten als Goya en
Manet - in samenhang brengen met scenes uit het hedendaagse leven. Dit uitgangspunt geldt
voor bijna alle werken van Wall en zal nooit echt verdwijnen, hij voegt er echter steeds andere
lagen en uitgangspunten aan toe, van landschap tot detail, waardoor een gevarieerd en vooral
meerduidig oeuvre ontstaat.
3.5 Jeff Wall & de veranderende maatschappelijke, technische en artistieke context
rondom de documentaire fotografie
Over het algemeen geldt dat de betekenis en positie van de documentaire fotografie alleen
begrepen kan worden in de context van het bredere krachtenveld van maatschappelijke
artistieke en technische veranderingen.208
Het is inmiddels overduidelijk geworden dat Dead
Troops Talk geen documentair werk is, maar (onder andere) reflecteert op het documentaire
beeld. Daarbij reflecteert Wall in zijn werk niet alleen op de documentaire, ook maar op tal
van andere zaken. Wall zet zich vanaf de jaren zeventig af tegen het verdwijnen van een
picturale traditie zoals dat gebeurt in de neo-avant gardes uit die tijd. Het beeld moet weer
terugkomen in de kunst, en er niet uit verdwijnen. Dit probeert deze traditie voort te zetten
door het neerzetten van een fotografisch tableau. Voornamelijk door het gebruik van de
lichtkast reflecteert Wall echter ook op zaken als de spektakelcultuur, materialisme en
kapitalisme, omdat deze vorm zo sterk verwijst naar reclame en advertenties.
Dead Troops Talk is een beeld van een oorlog die vlak voor het maken van het werk speelde,
en deel uitmaakte van het einde van de Sovjet Unie, een gebeurtenis die in de hele wereld in
ideologisch en maatschappelijk opzicht grote invloed heeft gehad. Wall maakt geen directe
opname van de oorlog door als journalistiek fotograaf af te reizen naar Afghanistan. Hij
206 Newman 2007, 17. 207 Hochdörfer geciteerd in Newman 2007, 20. 208 Gierstberg 2005, 132.
69
construeert zijn beeld van een oorlog in een studio, met behulp van voor de jaren negentig de
meest één geavanceerde technieken in de fotografie, de digitale montage. Susan Sontag noemt
Dead Troops Talk daarom de antithese van een document, exact het tegenovergestelde van de
documentaire fotografie.209
Net als in Géricaults vlot van de Medusa [afb. 32] gaat het hier
om een reconstructie, een werk dat gebaseerd is op feiten, maar vervolgens toch de grens van
wat feitelijk mogelijk is overschrijdt, omdat wat we afgebeeld zien, niet exact op deze manier
in de werkelijkheid bestaan kan hebben.
3.6 Jeff Wall & vorm en inhoud van het documentaire beeld
Wall stelt op verschillende niveaus een tegenbeeld tegenover het klassieke documentaire
beeld. Alleen op het allereerste gezicht lijkt Dead Troops Talk op een documentaire foto, en
dan eigenlijk ook alleen maar wanneer je het beeld ziet in geprinte vorm. De foto is geen
directe weergave van een moment in een oorlog, Wall geeft de nederlaag van het Rode leger
weer als een groteske fictie die in hoge mate geënsceneerd aandoet. Dat het beeld geen directe
weergave van de realiteit vormt zie je als beschouwer vrijwel direct doordat de foto
gemonteerd is op een lichtkast, die de cinematografische overdrijving die in het beeld
plaatsvindt benadrukt. Hier wordt duidelijk dat de afgebeelde soldaten acteurs zijn, die spelen
in een door de fotograaf zorgvuldig uitgewerkt scenario vol geregisseerde gebaren, onderlinge
relaties en gezichtsuitdrukkingen. Het meest documentaire aspect van de foto is eigenlijk het
onderzoek dat Wall voorafgaand aan het maken van het beeld deed. Om in zijn studio een
situatie te creëren die naadloos overeenkomt met de situatie in Afghanistan in 1986, baseerde
Wall zich op artikelen, achtergronden en beeldmateriaal van deze oorlog.210
Het is opvallend dat ook Wall zelf Dead Troops Talk plaatst in de categorie cinematographic,
de categorie die het verst afstaat van de documentaire fotografie. Voor Wall bepaalt de mate
waarin hij het beeld zelf construeert in hoeverre hij een beeld documentair noemt. Hoe meer
ingrijpen van de fotograaf, hoe minder documentair de foto. Bij werken die hij als
documentaries karakteriseert, heeft hij dan ook niet ingegrepen in wat er afgebeeld staat.
In de jaren tachtig, met een werk als Mimic [afb. 6] begon Wall te fotograferen op een manier
die sterk verwant was aan de beeldtaal van documentaire straatfotografie, maar dan
zorgvuldig geregisseerd met de technieken van cinematografische enscenering, de categorie
209 Sontag 2003, 123. 210 Burnett 2005, 58.
70
near documentary. In werken als Mimic onderzoekt en herschept Wall alledaagse situaties,
die anders niet gezien zouden worden. Door dit soort situaties in scene te zetten vestigt hij de
aandacht op sociale normen, gebaren en conventies die aan deze situaties ten grondslag liggen
en vergroot deze uit tot fotowerken van menselijke proporties. In Dead Troops Talk gaat hij
een stap verder en creëert een beeld dat wel gebaseerd is op een historische gebeurtenis, maar
volledig vanuit zijn fantasie is weergegeven.
3.7 Jeff Wall & postmoderne opvattingen over het fotografische beeld
Fotografische beelden verwijzen in een postmoderne opvatting niet alleen meer naar de
zichtbare werkelijkheid, maar ook naar andere beelden en dus niet langer naar een daarbuiten
gelegen realiteit.211
Wat betreft Wall heeft de foto nooit primair als een getuigenis van een
gebeurtenis gediend, maar eerder als een representatie die de vorm van een foto aanneemt.212
Er is in Walls oeuvre dan ook geen enkele foto te vinden die niet direct of indirect naar andere
afbeeldingen verwijst. Voor een belangrijk deel herkennen we deze verwijzingen doordat
Wall er in zijn eigen essays en interviews er de aanzet toe geeft. Deze verwijzingen komen
volgens Lütticken vooral voort uit Walls voortdurende behoefte om zijn werk kunsthistorisch
te legitimeren.213
Hoewel Wall zich over het algemeen afzet tegen neo-avantgardistische stromingen, wijst hij
hun invloed niet helemaal af, en heeft hij bijvoorbeeld wel grote belangstelling voor de
conceptuele kunstenaar Dan Graham, schrijft Lütticken. De twee werkten enkele malen samen
en Wall publiceerde een essay over zijn werk. Graham is het meest bekend vanwege zijn
architectonisch aandoende sculpturen, maar gebruikte ook fotografie, zij het op een schijnbaar
ongeschoolde, amateuristisch aandoende wijze. In zijn fotowerken koos Graham voor
onderwerpen die direct verwijzen onder andere naar het migrantenthema uit het werk van
Walker Evans. [afb. 49] In zijn essay over de fotografie in de conceptuele kunst, Marks of
Indifference: Aspects of Photography in, or as, Conceptual Art (1995), onderzoekt Wall hoe
conceptkunstenaars als Graham fotografie omarmden omdat zij, indien deze amateuristisch
werd gehanteerd, de utopie van de non-kunst leek te belichamen.214
De foto’s van Graham
211 Gierstberg 2005, 131. 212 Newman 2007, 9. 213 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 214 Wall 1995, 247-267.
71
zijn volgens Lütticken qua onderwerp en compositie wel aan Evans te relateren, maar het is
duidelijk dat Graham in technisch opzicht geen geschoolde fotograaf is. Toch maakte het
werk van Graham en andere conceptuele kunstenaars uit zijn tijd die de fotografie gebruiken,
juist door de onprofessionele werkwijze, de fotografie tot een valide medium voor de
kunstenaar. De fotografie had decennialang geprobeerd kunststatus te verwerven, soms door
de schilderkunst te imiteren, soms door een eigen esthetiek te ontwikkelen, maar toch was zij
nog niet echt deel gaan uitmaken van de kunst. Pas toen conceptuele kunstenaars de fotografie
ontdekten als een niet-esthetisch, documentair medium, werd de fotografie met een, in de
woorden van Lütticken, fraaie dialectische volte in de beeldende kunst opgenomen.215
Lütticken parafraseert in zijn essay enkele uitspraken van Wall die cruciaal zijn voor de
legitimatie van zijn werk.216
Volgens Wall kan de foto niet de ervaring van de negatie van de
ervaring bieden, en moet dus doorgaan met het aanbieden van de ervaring van de afbeelding,
die hij het tableau noemt.217
Het klassieke tableau is terug, in een fotografische vorm. Dit is
de historische rol die de conceptuele kunst volgens Wall heeft vervuld. In feite reduceert Wall
het belang van de fotografie in de kunst van begin jaren zeventig tot het mogelijk maken van
zijn eigen werk, meent Lütticken.218
Wanneer de foto eindelijk als waardige vorm van ‘the
western picture’ is erkend, kan het klassieke tableau in fotografische vorm beginnen aan een
triomftocht in de beeldende kunst, die nu eindelijk van de kritiek op de representatie verlost
is.
Wall is fotografen als Walker Evans steeds meer gaan presenteren als erfgenamen van de
peinture de la vie moderne. Wall rekent Dan Graham samen met Evans, ondanks het
onprofessionele karakter van Grahams fotografie, tot de mensen die zich net als hijzelf met de
‘serious aesthetic problems’ van de fotografie bezighouden, schrijft Lütticken.219
Wall plaatst
Graham dus zowel in de traditie van de documentaire fotografie als in de context van de
conceptuele kunst van de late jaren zestig, omdat de herintroductie van het fotografische beeld
in de kunst via de conceptuele kunst verliep.
215 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 216 Idem. 217 Wall 1995, 266. 218 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 219 Idem.
72
Tegelijkertijd wordt zijn benadering van de fotogeschiedenis ook gevoed door zijn fascinatie
voor cinematografische technieken die in de fotografie kunnen worden toegepast, zoals Wall
beschreef in het eerder aangehaalde interview met Chris Dercon.220
In het verlengde daarvan
ontwikkelde Wall een vorm van fotografie die, net als het werk van Europese filmmakers van
de jaren zestig en zeventig, het geënsceneerde met het documentaire vermengt. Het resultaat
diende een min of meer conventionele foto te zijn, één beeld en niet bijvoorbeeld een
fotoreeks. Tot slot verdedigt Wall ook nog de schilderkunst en haar inherente illusionisme
omdat ook zij een traditie vertegenwoordigt waarmee hij zich wil verbinden. In de twintigste
eeuw wordt deze traditie enerzijds gecontinueerd door schilders die de voorstelling afwezen,
maar met schilderkunstige middelen nog wel ruimte suggereerden, en anderzijds door
fotografen als Walker Evans, waarmee Wall zich via Graham in kunsthistorisch opzicht
verbonden voelt.221
Vooral in de jaren tachtig en de vroege jaren negentig heeft Wall zo vaak
een productieve clash tot stand gebracht tussen de ‘klassieke’ compositorische ingrediënten en
beeldelementen die daarmee botsen. In Dead Troops Talk bereikt hij dit door tegelijkertijd
conventies uit oorlogsfotografie, horrorfilms, negentiende-eeuwse vormen van geschiedenis
als spektakel en historieschilderkunst over te nemen en te manipuleren.222
Behalve naar schilderkunst en fotografie voorziet Dead Troops Talk dus ook nog in
referenties naar de historische visuele cultuur van de negentiende eeuw, een bewering die nog
verdere uitwerking verdient. In die periode ontstond als gevolg van een complex aan factoren,
samenhangend met de Industriële Revolutie een compleet nieuwe cultuur, waar ook de eerder
genoemde Baudelaire zijn teksten op baseerde. Walter Benjamin is naast Baudelaire en vele
anderen een belangrijke inspirator voor Jeff Wall, schrijft Thierry de Duve.223
Benjamin nam
één bepaald aspect van deze cultuur, de Parijse Passages, als uitgangspunt voor zijn
veelomvattende Passagen Werk dat hij nooit helemaal voltooide.224
In de jaren twintig en
220 Wall geïnterviewd door Dercon 1995, 2,3. 221 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 222 Idem. 223 De Duve 1996, 26. 224 Walter Benjamins Passagen Werk bestaat geheel uit tekstfragmenten: duizenden citaten plus commentaren en reflecties van Benjamin zelf. Verdeeld in zo’n 40 subcategorieën, convoluten, documenteert en becommentarieert Benjamin de wereld van de Parijse Passages, en schetst zo een complex beeld van de samenleving in de tweede helft van de 19e eeuw, de tijd waarin volgens Benjamin de moderne samenleving ontstond. De benadering van Benjamin stoelt zowel op marxistische ideeën, als op een verborgen Joods-mystieke interesse. Als marxist onderzoekt Benjamin de Passages op dialectische aspecten, tegenstellingen in hun verschijningsvorm. Deze tegenstellingen verklaren voor Benjamin latere revolutionaire tendensen en de zich toespitsende politieke tegenstellingen tussen fascisme en communisme, waarmee hij zelf als in ballingschap levende jood direct te maken had.
73
dertig van de twintigste eeuw verbleef hij langdurig in Parijs, waar hij de meest uiteenlopende
aspecten van de Parijse passages onderzocht. Op deze manier beschrijft hij de geschiedenis
van de moderne samenleving. In de jaren twintig van de twintigste eeuw, toen Benjamin in
Parijs verbleef waren de passages al vervallen en verarmd, als ruïnes van de negentiende
eeuw.
De passages zijn overdekte winkelstraten, de voorlopers van moderne winkelcentra. Overdag
boden ze plaats aan winkelende vrouwen uit de stedelijke bourgeoisie, ’s avonds was er
ruimte voor allerlei vormen van vermaak. En er dook een nieuw type stadsbewoner op: de
flâneur, die zich niet in de winkelcentra begaf om zich dingen te kopen, maar om de mensen
te observeren en het moderne stadsgevoel te ondergaan. De passages zijn volgens Benjamin
één van de eerste uitingen van de omvorming van de maatschappij tot
consumptiemaatschappij en vormen zo een schakel naar de moderne tijd.225
Rondom de
passages manifesteerde zich een nieuwe, grootschalige en op moderne technologie gebaseerde
vermaaksindustrie. Benjamin schrijft:
There were panoramas, dioramas, cosmoramas, diaphanoramas, navaloramas, pleoramas, phantoscopes,
phantasma-parastasias, phantasmagorical experiences and phantasmaparastatic ones, picturesque trips in a room,
georamas; optical picturesques, cineoramas, phanoramas, stereoramas, cycloramas, dramatic panoramas. 226
Eén van deze spektakels, de fantasmagorie, is een voorstelling waarin door middel van een
een verborgen lichtbron, illusies van geestverschijningen, levende doden en spoken
opgeroepen kunnen worden [afb.50]. De fantasmagorie als populaire vorm van vermaak werd
geïntroduceerd door Etienne-Gaspard Robertson. Het is een doorontwikkeling op de
toverlantaarn die werd uitgevonden tegen het einde van de 18e eeuw. Het apparaat
projecteerde beelden op muren, rook of halfdoorzichtige schermen. De spookverschijningen,
skeletten en lijken die de magische lantaarn projecteerde, werden versterkt in een show met
licht- en geluidseffecten, waardoor de bezoekers meegesleept werden in een ervaring waarin
de doden tot leven leken te komen. Deze trend sprak alle lagen van de bevolking aan, zowel
de elite als de lagere sociale klassen en was een inspiratiebron voor vele kunstenaars,
waaronder Goya.227
225 Cohen 1989, 90. 226 Benjamin, Passagen Werk, 655, zoals geciteerd in Cohen 1989, 90. 227 Athanassoglou-Kallmyer 1992, 611.
74
Voor Walter Benjamin vormt het begrip fantasmagorie echter ook een belangrijk
‘denkconcept’. Volgens Benjamin doen de passages, en daarmee de stedelijke samenleving, in
hun algehele verschijning denken aan de spectaculaire fantasmagorieën. 228
Allerlei nieuwe
technologieën oefenen een magische aantrekkingskracht uit en belichamen een toekomst van
een geheel door techniek gedomineerde samenleving. Tegelijkertijd wordt deze technologie
vooral gebruikt om er spookvoorstellingen mee op te roepen. Fantasmagorieën tonen
bloederige gebeurtenissen uit de recente geschiedenis als esthetische verschijningen,
fantastische nachtmerries die dienen als vermaak. Juist dat gegeven is voor Benjamin uiterst
betekenisvol. Het laat zien hoe men in de 19e eeuw ambivalent stond tegenover de
technologische ontwikkelingen, juist omdat deze ingezet werden om het verleden op te
roepen. 229
In die zin vormt de fantasmagorie een schakel tussen het werk van Jeff Wall en de
negentiende-eeuwse spektakelcultuur waar hij in Dead Troops Talk naar verwijst. Net als in
Walls lichtkasten is een fantasmagorie een voorstelling die gebruikt maakt van voor die tijd
moderne technologie om een verleden op te roepen. En net als in het werk van Wall wordt er
in de fantasmagorie gebruik gemaakt van een verborgen lichtbron, die de beschouwer
meeneemt in een ervaring van een beeld waarvan hij de precieze bron niet kan aanwijzen.
3.8 Jeff Wall & documentaire fotografie in de context van kunst en museum
Van den Heuvel stelt dat vooral in de museale ruimte er een laboratoriumruimte is ontstaan
waarin het documentair beeld wordt geanalyseerd, becommentarieerd en op nieuwe wijzen
ingezet.230
Jeff Wall verenigt elementen uit de geschiedenis en de fotografie in museale
werken. Dead Troops Talk verwijst in zijn onderwerp naar documentaire fotografie, omdat
het een contemporaine gebeurtenis afbeeldt, maar dit is slechts één van de vele betekenislagen
van het werk. In dit kunstwerk wordt een nieuwsfeit via de fantasie en het constructieproces
van de kunstenaar weergegeven als een theatraal tableau met kenmerken van zowel de
schilderkunst, film en documentaire fotografie, dat aan zowel heden als verleden refereert.
228 Cohen 1989, 93. 229 Idem, 87. 230 Van den Heuvel 2005, 114-115.
75
Ook de ervaring van het levensgrote beeld is heel anders dan die van een klassieke,
afgedrukte documentaire foto. Hier duikt Walls steeds weer terugkomende idee over de
ervaring van moderniteit weer op. Fotografie wordt over het algemeen gezien als een snel
medium. Mensen zijn eerder geneigd lang naar een schilderij te kijken, dan naar een foto. Jeff
Wall wil de beschouwer langzaam laten kijken naar zijn werk. Om dit te bereiken, zijn zijn
werken levensgroot en worden alle details gelijkmatig belicht vanuit de lichtkast waar het
werk op gemonteerd is. Doordat de lichtkast een verborgen lichtbron herbergt ontstaan er
volgens Wall twee atmosferen in de ruimte waar zijn werk tentoongesteld wordt. De
belichting van het werk is krachtiger dan de verlichting van de ruimte waarin de beschouwer
zich bevindt [afb 3]. In een schilderij bijvoorbeeld, is de oorsprong van het beeld duidelijk
voor de beschouwer, die bevindt zich in de vorm van verf op het doek en binnen een lijst, je
zou het kunnen aanraken. In een lichtgevende afbeelding is de bron waar het beeld vandaan
komt verborgen in de lichtkast. Hierdoor raakt het beeld, soms gedeeltelijk,
gedematerialiseerd en straalt de ruimte van de beschouwer in. Voor Wall is deze ervaring van
twee plaatsen, twee werelden, in één moment gevangen, een centraal gegeven in onze
ervaring van moderniteit.231
3.9 Jeff Wall & het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie
De laatste ontwikkeling binnen de hedendaagse documentaire fotografie die van toepassing is
op het werk van Wall is die van het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie,
bijvoorbeeld in beelden die met de computer samengesteld zijn, maar toch alle kenmerken in
zich dragen van een direct aan de werkelijkheid ontleende opname.· Dead Troops Talk is een
met de computer gemonteerde fictie gebaseerd op een nieuwsfeit. Toch is het fictieve beeld
waarheidsgetrouw, alle details kloppen door het uitvoerige onderzoek van de kunstenaar naar
de omstandigheden die hij afbeeldt. De grens tussen feit en fictie bestaat in dit werk dus nog
wel degelijk, maar er wordt mee gespeeld. Door de enorme gedetailleerdheid en de
cinematografische overdrijving in het werk, bereikt Wall de door Gierstberg genoemde
verheviging van een werkelijkheideffect, die karakteristiek is voor de huidige beeldcultuur.232
In andere werken van Wall is de scheidslijn tussen feit en fictie dunner. In het al eerder als
voorbeeld aangehaalde Mimic bijvoorbeeld [afb. 6], is er sprake van een situatie die zonder
231 Wall geïnterviewd door Barents 1987, 99. 232 Gierstberg 2005, 143.
76
twijfel ook echt gebeurd zou kunnen zijn. Dat het hier gaat om een reconstructie van een
eerder door de fotograaf geziene gebeurtenis valt dan ook alleen op door kleine details. De
compositie is net iets te perfect voor een snapshot, de gebaren en uitdrukkingen van de
acteurs net iets meer uitgesproken dan in werkelijkheid het geval zou zijn. In Dead troop talk
gaat Wall veel verder. In deze technische tour de force is het documentaire beeld een
achtergrond van een somber spektakel. Door te kijken naar Dead Troops Talk neemt Wall de
beschouwer mee in een filmische ervaring, waar men zich zou kunnen voorstellen wat er zou
gebeuren als deze dode soldaten inderdaad tot leven zouden komen. De meeste mensen
zouden dit spookbeeld aanzien voor een hallucinatie. In het vermengen van feit, fictie en
visioen vindt Wall belangrijke voorgangers in Goya, meester in het visualiseren van
gruwelijkheden, en in Géricault, die op nog meer dramatische en meeslepende wijze dan
Wall, een contemporaine gebeurtenis weet te verbinden aan een ideologische, revolutionaire
boodschap. Wall overgiet vooral zijn soldaten met een saus van het absurde en groteske,
waardoor je jezelf nog steeds kunt afvragen of Wall niet één groot spel speelt.
77
4. Hondius versus Wall
In de voorgaande hoofdstukken zijn de werken Wheels II [afb.1]van Juul Hondius en Dead
Troops Talk [afb. 2,3]van Jeff Wall uitgebreid besproken. Ook heb ik geprobeerd te
onderzoeken hoe deze werken zich verhouden tot de documentaire traditie en de huidige
discussies op het gebied van de documentaire fotografie zoals die zich in het kunstcircuit lijkt
te ontwikkelen. Zowel het werk van Wall als dat van Hondius heeft raakvlakken met de
documentaire fotografie. In dit hoofdstuk gaat het onderzoek naar de aanname dat Wall en
Hondius in hun werk op gelaagde wijze refereren aan de klassieke documentaire fotografie,
en deze deels ook deconstrueren, verder door middel van een vergelijking tussen beide
kunstenaars.
De grootste overeenkomst tussen de werken Wheels II van Hondius en Dead Troops Talk van
Wall is een duidelijke: beide werken zijn geënsceneerde foto’s. Overeenkomsten en
verschillen tussen beide kunstenaars kunnen op meerdere niveaus en onderwerpen vergeleken
worden, wat ons iets vertelt over de verschillende manieren waarop kunstenaars het
documentaire beeld inzetten in hun werk, en welke effecten daarmee bereikt worden.
4.1 Onderwerp en betekenis van Wheels II en Dead Troops Talk
In Wheels II [afb.1] bevinden de drie afgebeelde jonge mannen zich tussen de wielen van
twee geparkeerde vrachtwagens. Het lijkt erop dat ze ergens naar onderweg zijn, en op een
parkeerplaats wachten tot hun reis zich voortzet, maar er zijn geen details die je erop kunnen
wijzen waarheen. Waarom ze zich op deze plaats bevinden wordt niet duidelijk. Dit
onduidelijke narratief dwingt de beschouwer tot associëren. Hondius geeft net genoeg
informatie aan de beschouwer om zich in het beeld te kunnen verplaatsen.233
Vervolgens kan
men zelf invullen wie de jonge mannen zijn, waarom ze daar zijn, waar ze vandaan komen en
waar ze heengaan. Deze interpretatievrijheid leidt er al snel toe dat je gaat denken in
vooroordelen. Zijn het economische vluchtelingen op zoek naar een beter bestaan elders? Of
vluchten ze voor een conflict? Steken ze grenzen over, en welke dan?
233 Van Rijn 2009, 128.
78
In Dead Troops Talk [afb. 2-3] wordt wel duidelijk welke situatie er precies wordt afgebeeld.
Het staat immers al in de uitgebreide titel -A Vision After an Ambush of a Red Army Patrol
Near Moquor, Afghanistan, Winter 1986. De voorstelling is daarmee een stuk minder
suggestief dan Hondius’ Wheels II. Je kunt dan ook de afgebeelde personen vrij nauwkeurig
identificeren, de Sovjetsoldaten aan de ene kant, en de Afghaanse Moedjahedin aan de andere.
Ook de locatie is bekend. Alleen is de afgebeelde locatie, die volgens de titel vlak bij de plaats
Moquor ligt niet de plaats waar de foto is genomen. Deze specifieke plaats is volledig
nagebouwd in de studio van de kunstenaar. De nauwkeurige reconstructie van die plaats doet
ons geloven dat de soldaten zich in Afghanistan bevinden.
In het werk van Wall kom je, eerder nog dan bij Hondius, tot de conclusie dat de afgebeelde
soldaten acteurs zijn. Hun gebaren, mimiek en positionering zijn te uitgesproken om ‘echt’ te
zijn. Daar komt natuurlijk nog bij dat de soldaten dood zijn. En praten. Waarover ze precies
praten is wel iets dat de beschouwer zelf moet invullen. Volgens Wall gaat het daarbij vooral
om hoe de soldaten reageren op hun dood in deze specifieke omstandigheden en in hun
functie als soldaat.234
Hierbij speelt het afgebeelde conflict zelf ook een belangrijke rol. De
Afghaanse oorlog was een belangrijk moment in de ondergang van de voormalige Sovjetunie
en de koude oorlog. Wall beeldt een moment uit waarop drie ideologieën met elkaar botsen.
Het communisme in de vorm van de dode soldaten en de islam in de vorm van de
Moedjahedin. Het kapitalisme is niet als onderwerp in beeld aanwezig, maar we weten vanuit
de achtergronden van het conflict dat de Verenigde Staten een belangrijke rol speelden door
het ondersteunen van de opstand van de islamitische rebellen.235
In de interpretatie van
Atkinson wordt de lichtkast opgevat als een kritische reflectie op het kapitalisme en het
kunstwerk als handelswaar.236·
4.2 Werkwijze en intentie van Wheels II en Dead Troops Talk
Wheels II is een foto die refereert aan mediabeelden over universele thema’s als oorlog, vlucht
en migratie. Juist door het ontbreken van details die meer informatie over de afgebeelde
personen en hun situatie kunnen vertellen en het ontbreken van een uitgebreide titel of
234 Wall geïnterviewd door Burnett 2005, 59. 235 Bos 2008. http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/7007/de-inval-van-de-sovjet-unie-in-
afghanistan.html (geraadpleegd 12-5-2012) 236 Atkinson 1993, 29.
79
onderschrift, wordt je als beschouwer gedwongen om je eigen vooroordelen over de jonge
mannen te onderkennen. Je bent sterkt geneigd om het beeld te interpreteren als een
nieuwsfoto, maar bij nadere bestudering kom je er achter dat dit niet zo is en je te maken hebt
met een geënsceneerd beeld.
Hondius is op zoek naar beelden die steeds weer terugkeren, beelden die sterke
overeenkomsten hebben en in verschillende media steeds weer, in verschillende vormen
opduiken. Iedereen kan zich bijvoorbeeld wel een beeld voor de geest halen van een
burgeroorlog, omdat de deze beelden al talloze keren op t.v. en in de krant te zien zijn
geweest. Al deze beelden smelten in de verbeelding samen tot een soort stereotiep beeld.
Deze stereotype beelden kennen een lange geschiedenis en worden bovendien steeds
herhaald. Hondius wil laten zien hoe dit soort beelden functioneren in onze beeldcultuur door
ze te deconstrueren. Dit doet hij enerzijds door details weg te laten die het beeld universeler
maken en de beschouwer met zijn vragen en vooroordelen achterlaat en anderzijds door het
maken van een tot in de perfectie geconstrueerde foto, die te scherp, te esthetisch
gecomponeerd en te evenwichtig belicht is om een snapshot te kunnen zijn.
Hondius maakt gebruik van een grootformaat camera en een lange belichtingstijd. Alleen om
die reden al kan hij geen spontane foto’s nemen. Hij heeft dus acteurs nodig die het beeld dat
hij voor zich ziet moeten gaan vormgeven. Hij creëert een set, waarbij hij vaak gebruik maakt
van vervoersmiddelen en vraagt mensen uit de plaats waar hij op dat moment is om als model
te fungeren in zijn werk. Hij legt uit wat voor een foto hij wil maken en verplaatst de
modellen soms urenlang om het perfecte beeld te krijgen. Hij zoekt naar het moment dat zijn
personages er eigenlijk al helemaal klaar mee zijn en een verveelde, afstandelijke uitdrukking
en houding krijgen. Op dat moment acteren ze niet meer voor zijn lens, waardoor al zijn
manipulaties als fotograaf onzichtbaar zijn in de foto.237
Net als Juul Hondius trad ook Jeff Wall tijdens het maken van Dead Troops Talk op als een
regisseur op een filmset. Hij liet zelfs het Afghaanse landschap nabouwen in zijn studio en
werkte met kostuumontwerpers, visagisten en rekwisietenmakers. Acteurs werden
omgetoverd tot zwaargewonde Sovjetsoldaten en Moedjahedin. Ze werden apart of in kleine
groepjes gefotografeerd en vervolgens werden deze losse onderdelen met behulp van de
237 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007.
80
computer tot één beeld gesmeed. Op deze manier kon hij zijn gruwelijke, tragikomische beeld
van soldaten die omgekomen zijn in een hinderlaag stuk voor stuk opbouwen en over het hele
beeld de scherpte en aandacht voor de kleinste details behouden.
In het interview met Burnett vertelt Wall dat het idee om een beeld te maken van een dialoog
tussen dode soldaten jaren voordat hij aan Dead Troops Talk begon, spontaan bij hem
opkwam.238
Wall vindt dat het thematische middelpunt van het werk draait om de vraag wat
wij (de beschouwer en Wall zelf J.B.), zouden zeggen als we konden praten over onze dood,
terwijl we net gestorven waren vanwege een reden die we misschien niet eens begrijpen, of
waar we het niet mee eens zijn, maar die we toch zouden accepteren omdat dat nu eenmaal
hoort bij het soldaat zijn.239
Wall geeft aan de hand van zijn eigen ideeën en aan de hand van uitgebreid onderzoek vorm
aan de reacties van de soldaten. Het bedenken van de relaties tussen de soldaten omschrijft
Wall als het schrijven van een scenario of narrative poem. Dit beeld is volgens Wall dan ook
geen registratie van een gebeurtenis, maar een vertelling in de vorm van een foto. Hij maakt
daarbij gebruik van verwijzingen naar oorlogsjournalistiek, horrorfilms en schilderkunst, die
hij samenvoegt in een meer dan levensgrote fotografische tableau in een lichtkast. De
belangrijkste en meest uitgebreide referentie wijst naar Géricaults Vlot van de Medusa [afb.
32]. Tussen dit werk en Dead Troops Talk zijn op verschillende niveaus paralellen te trekken,
zowel op het gebied van vorm en compositie, de wijze van vooronderzoek doen alvorens aan
het werk te beginnen en het afbeelden van een contemporaine gebeurtenis met een diepere
politieke lading.
4.3 Wheels II en Dead Troops Talk binnen de oeuvres van Hondius en Wall
Zoals een schilder een typerend handschrift heeft, zijn ook de meeste foto’s van Hondius
herkenbaar van zijn hand. Deze overeenkomsten worden zichtbaar op het moment dat je
Wheels II [afb. 1] vergelijkt met werken als Man#1, (1999) [afb 22], Plastic, (2001) [afb. 23]
en Bus, 2001 [afb. 24]. Vaak keren in de werken van Hondius de reizigers terug die we bijna
iedere dag op één of ander manier terugzien in het nieuws, migranten, vluchtelingen en
seizoenarbeiders van overal ter wereld. Over het algemeen kun je zeggen dat de mensen die
238 Burnett 2004, 59. 239 Wall geïnterviewd door Burnett 2004, 59.
81
hij afbeeldt kansarm zijn door omstandigheden die wij niet kennen, maar wel vermoeden. Zij
zijn op weg naar een onbekende bestemming, te voet, in vrachtauto’s of verstopt onder
plastic. Hondius bootst de uitzichtloze situatie die zo veel mensen moeten ondergaan op een
bijna glossy manier na in zijn foto’s.240
Op het eerste gezicht lijken zijn foto’s werkelijke
situaties weer te geven, wanneer je beter kijkt, zie je dat de scènes zorgvuldig geconstrueerd
zijn. Door deze tegenstellingen krijg je het gevoel dat er iets niet klopt. De harde realiteit
wordt vermengd met schoonheid. Zo laat Hondius zien dat nieuwsfoto’s iconen geworden zijn
die inspelen op de mate waarin de beschouwer gewend is naar dergelijke beelden te kijken.241
In zijn inmiddels al ruim dertigjarige carrière als kunstenaar heeft Jeff Wall meer nog dan
Hondius een veelzijdig oeuvre opgebouwd waarin hij uiteenlopende thema’s behandelt. De
status van de foto als kunstobject en de kunsthistorische legitimatie van zijn eigen werk
vormen belangrijke drijfveren voor Wall.242
Waar het werk van Hondius in het bijzonder
gericht is op de deconstructie van en de zoektocht naar archetypische mediabeelden uit onze
beeldcultuur, refereert Wall daarnaast ook nog uitvoerig naar verschillende vormen van
schilderkunst, fotografie, film, literatuur en spektakelcultuur.
Zijn werken zijn grofweg te verdelen in drie categorieën, cinematographic, near documentary
en documentary.243
De foto’s uit de eerste categorie zijn fantastisch en zouden onmogelijk in
de realiteit plaatsgevonden kunnen hebben. Dead Troops Talk, dat binnen deze categorie valt,
verwijst wel naar een waargebeurd feit, maar wat er vervolgens in beeld plaatsvindt, soldaten
die uit de dood opstaan en met elkaar praten, is alleen mogelijk in de fantasie van de
kunstenaar. De tweede categorie, near documentary, met een werk als Mimic (1982) [afb. 6]
leent zich misschien wel het best voor een vergelijking met het werk van Hondius. Hoewel
Wall foto’s maakt van meer diverse onderwerpen dan Hondius hebben de foto’s met elkaar
gemeen dat ze situaties afbeelden die in het echt zouden kunnen plaatsvinden, en waarvan de
beschouwer pas op het tweede gezicht constateert dat ze in scène gezet zijn, omdat de
uitwerking, compositie gebaren en houding te perfect gestileerd zijn om toeschreven te
kunnen worden aan een spontaan genomen foto. Documentary betekent volgens Wall dat de
fotograaf zo goed als niets aan de afgebeelde situatie verandert. Dit betekent niet dat Wall ook
240 Sütö 2004. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 11-5-2012) 241 Idem. 242 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 243 Fried 2008, 63.
82
in de foto’s die hij als documentaire bestempelt eenvoudigweg registreert wat hij ziet. Ook in
deze foto’s, zoals A Wall in a Former Bakery (2003) [afb. 40] heeft hij zeer veel aandacht
voor kleur en compositie en hanteert hij een haast formalistische benadering van fotografie
die verwijst naar kunststromingen als het constructivisme en suprematisme.
In het vorige hoofdstuk heb ik geprobeerd Walls oeuvre te karakteriseren aan de hand van de
sleutelbegrippen tableau, cinematografie, narrative poem en moderniteit.
Al deze begrippen voeren terug op het verlangen van Wall om zich binnen een kunsthistorisch
discours te positioneren en te legitimeren. Er is altijd veel discussie geweest over de plaats
van fotografie in de beeldende kunst, en het heeft lang geduurd voordat de fotografie als vorm
van kunst erkend werd. Voor Wall is het fotografische tableau de uitkomst van zijn pogingen
om het (figuratieve) beeld een plaats te geven in de hedendaagse kunst.244
4.4 Hondius, Wall & de veranderende maatschappelijke, technische en artistieke context
rondom de documentaire fotografie
Welke sporen van de maatschappelijke, technische en artistieke context van de tijd waarin de
beelden van Hondius en Wall geproduceerd zijn, bevatten Wheels II en Dead Troops Talk?
Het werk van Juul Hondius is ingebed in de wereld van mondiale, actuele en universele
thema’s uit de media. Ook reageert hij op de esthetisering van het menselijk leed in die
volgens hem in diezelfde media plaatsvindt.245
Hondius zet in zijn foto’s een ander beeld
tegenover de grofkorrelige, dramatisch belichte en esthetische nieuwsbeelden die in
fotocompetities als World Press Photo domineren. Schoonheid en dramatiek lijken in dit soort
beelden vaak belangrijker dan de verslaggevende functie van een journalistiek beeld. Dit viel
Hondius vooral op in de verslaggeving van de burgeroorlogen in voormalig Joegoslavië, zoals
in de foto van Claus Bjørn Larsen [afb. 26]. Dit soort foto’s bieden volgens Hondius meer
illustratie dan informatie.246
Net als in zwaar geësthetiseerde nieuwsfoto’s, maakt Hondius
gebruikt van een glossy wijze van presenteren van politiek beladen scènes. Zijn foto’s hebben
echter een veel afstandelijker karakter dan veel nieuwsfoto’s. Door dit soort tegenstellingen
244 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 245 Sontag 2003, 105. 246 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007.
83
tegelijkertijd in één foto te verwerken roepen ze zowel een gevoel van herkenbaarheid als van
vervreemding op.247
Jeff Wall reageert in zijn werk niet alleen op de documentaire fotografie en thema’s uit de
nieuwsmedia, maar op tal van zaken. Hij zet zich vanaf de jaren zeventig af tegen het
verdwijnen van een picturale traditie zoals dat gebeurde in de neo-avantgardes uit die tijd. Het
beeld moet weer terugkomen in de kunst, en er niet uit verdwijnen. Dit probeert hij te
bewerkstelligen door het neerzetten van cinematografische tableaux zoals Dead Troops Talk,
waarin verwijzingen naar schilderkunst, film en fotografie samenkomen. Vooral door het
gebruik van de lichtkast verwijst Wall ook naar zaken als de spektakelcultuur, materialisme
en kapitalisme, omdat deze vorm zo sterk verwijst naar reclame en advertenties. In technisch
opzicht werd het produceren van Dead Troops Talk mogelijk door de uitvinding van
fotobewerkingssoftware als Photoshop, waardoor verschillende foto’s tot één beeld
gemonteerd kunnen worden.
Het onderwerp van Dead Troops Talk, is net als Wheels II, een actueel thema uit de tijd dat
het gemaakt werd. Door middel van de uitgebreide titel weten we, in tegenstelling tot in het
geval van Wheels II ook precies waar, wanneer en om welke gebeurtenis het gaat. De
afgebeelde hinderlaag vond plaats in Afghanistan en maakte deel uit van één van de vele
conflicten die uiteindelijk leidden tot de val van de Sovjet-Unie en het einde van de koude
oorlog.
4.5 Hondius, Wall & vorm en inhoud van het documentaire beeld
Wheels II is een foto op groot, maar niet levensgroot formaat, die opvalt door zijn glans,
kleurechtheid en perfecte stilering. Hondius reageert op de actualiteit door deze opnieuw in
zijn foto’s vorm te geven. Tegelijkertijd geeft hij daarbij zo weinig informatie prijs dat de
beelden een universeel karakter krijgen. Ook de afgebeelde personen stralen een zekere
afstandelijkheid uit. Van Rijn constateert dat de foto’s van Hondius een vreemd fenomeen als
gemene deler hebben.248
Zij doelt erop dat de onmogelijkheid om je volledig met het beeld te
identificeren precies is wat het beeld zo aantrekkelijk maakt. De gedachten en motieven van
de afgebeelde personen blijven ongewis. Hondius vergelijkt de manier waarop hij zijn
247 Lütticken 2003. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 16-4-2012) 248 Van Rijn 2009, 111-130.
84
personages afbeeldt met de herkenbare situatie waarin je schuin achter iemand in een
vliegtuig of trein zit en deze persoon onopgemerkt kan observeren.249
Hondius bereikt dit
effect op een tegengestelde manier. Zijn modellen zijn bewuste medespelers in het spel dat de
fotograaf met hen speelt. De afwezigheid in de gezichten van zijn geportretteerden is het
gevolg van zijn vermoeiende ingrijpen als regisseur van de foto.
Wat betreft het onderwerp vormen politieke thema’s een belangrijk aspect van Hondius werk.
De onderwerpen die de fotograaf uibeeldt raken aan populaire en doorgaande discussies over
grenzen, vluchtelingen en mensenrechten en allerlei soorten bedreiging van de moderne
samenleving. In deze onderwerpskeuze komt Hondius overeen met veel klassieke
documentaire fotografen. Alleen gaat het Hondius daarbij niet om het afgebeelde onderwerp,
maar om hoe de beschouwer deze foto’s in zich opneemt.250
Dead Troops Talk lijkt alleen op het eerste gezicht op een documentaire foto, en dan eigenlijk
ook alleen maar als je het beeld ziet in geprinte vorm. Ten eerste is het geen directe weergave
van een moment in een oorlog, omdat het, net als het werk van Hondius een geënsceneerd, en
daarnaast ook nog digitaal gemonteerd fotowerk is. Door het enorme formaat van de op de
lichtkast gemonteerde foto zie je als beschouwer vrijwel direct dat dit geen klassieke
documentaire opname betreft. Alle details worden benadrukt, waardoor duidelijk te zien is dat
de afgebeelde soldaten acteurs zijn, die spelen in het door Wall zorgvuldig uitgewerkte
scenario vol geregisseerde gebaren, onderlinge relaties en gezichtsuitdrukkingen. Wel is de
wijze waarop Wall zijn onderzoek voorafgaand aan het maken van het beeld uitvoert
documentair te noemen. Om een in zijn studio een situatie te creëren die perfect overeenkomt
met de situatie in Afghanistan in 1986, baseerde Wall zich op artikelen, achtergronden en
beeldmateriaal van de Sovjetbezetting van Afghanistan.251
Volgens Wall bepaalt de mate waarin hij het beeld manipuleert in hoeverre hij een beeld als
documentair classificeert. Daarom plaats Wall zelf Dead Troops Talk in de categorie
cinematographic, de categorie die het verst afstaat van de documentaire fotografie. In het
geval van werken die hij als documentary karakteriseert, heeft hij dan ook zo goed als niet
249 Van Rijn 2009, 128. 250 Tekst bij tentoonstelling ‘Mutual sights’ in Yours Gallery, Warschau, Polen. 14-1 t.m. 27-2-2011.
http://www.positive-magazine.com/photography/mutual-sights-by-juul-hondius-at-yours-gallery/
(geraadpleegd 16-4-2012) 251 Burnett 2005, 58.
85
ingegrepen in wat er afgebeeld staat. In andere werken, zoals Mimic (1982) [afb. 6] bedient
Wall zich van een beeldtaal die sterk verwant is aan de beeldtaal van documentaire
straatfotografie, maar dan zorgvuldig geregisseerd volgens de technieken van
cinematografische enscenering, de categorie near documentary. In Dead Troops Talk gaat hij
een stap verder en creëert een beeld dat wel gebaseerd is op een historische gebeurtenis, maar
volledig vanuit zijn fantasie is weergegeven.
Hondius richt zich in zijn werk volledig op het deconstrueren van mediabeelden via zijn
zoektocht naar de stereotiepe codes en onderwerpen die onze beeldvorming over onderwerpen
uit het nieuws bepalen. In het geval van Jeff Wall spelen er nog meer factoren mee die de
totstandkoming en interpretatie van zijn werken bepalen. Het refereren aan documentaire
foto’s is daar slechts een deel van. Dit heeft alles te maken met de al eerder genoemde drang
van Wall om zijn werken kunsthistorisch te legitimeren. Wall doet dit door zowel in beeld en
tekst te verwijzen naar eerdere kunstwerken.
Wall is fotografen als Walker Evans in zijn geschreven werk steeds meer gaan presenteren als
erfgenamen van de peinture de la vie moderne (o.a. vanwege Evans’ weergave van het
alledaagse, gecombineerd met een tijdloze esthetiek J.B.) om zichzelf zo een plaats toe te
kunnen schrijven in de geschiedenis van de fotografie.252
Hij beschouwt Evans als een
fotograaf die zich net als hijzelf met de ‘serious aesthetic problems’ van de fotografie
bezighoudt.253
Evans [afb. 12 en 27], wiens foto’s zich volgens Emma Dexter kenmerken
door een heldere stijl, duidelijke frontaliteit en alledaagse onderwerpen, is één van de meest
invloedrijke documentaire fotografen van de twintigste eeuw.254
Vele fotografen refereren op
meer of minder expliciete wijze naar zijn oeuvre, of worden er door critici mee vergeleken.
Dit geldt ook voor Hondius en Wall, al is hun regisserende werkwijze juist tegenovergesteld
aan die van Evans. Waar Evans zich bezighoudt met het afbeelden van de werkelijkheid,
bevinden Wall en Hondius zich meer in de hoek van de fictie, de geconstrueerde en picturale
fotografie. In deze opvatting is de foto een document dat vele inherente codes bevat en een
gereedschap dat gebruikt kan worden om de werkelijkheid te deconstrueren (en vervolgens
opnieuw op te bouwen J.B).255
252 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 253 Idem. 254 Dexter 2003, 15. 255 Idem, 20.
86
4.6 Hondius, Wall & postmoderne opvattingen over het documentaire beeld
Het belangrijkste kenmerk van fotografische beelden in het postmoderne tijdperk is volgens
Gierstberg dat ze niet alleen een momentopname zijn van een werkelijkheid die zich voor de
lens van de fotograaf heeft bevonden, maar dat ze bovenal reflecteren op andere en eerdere
beelden.256
Het beeld heeft in de postmoderne situatie de werkelijkheid niet meer nodig, stelt
Mulder in het verlengde daarvan.257
Kunstenaars die in hun werk gebruiken maken van de
documentaire fotografie kunnen dit principe op allerlei manieren inzetten. De beelden die daar
uit voorkomen horen bij een bepaalde cultuur, ze bestaan in een breder referentiekader van
geschiedenis, cultuur en maatschappij.258
Juul Hondius past, net als de in de inleiding
genoemde Johan Grimonprez [afb. 8] en vele andere fotografen in de gelederen van wat we
inmiddels een beweging kunnen noemen van fotografen en filmmakers die diepgaand
reflecteren op beelden uit de media en de gevolgen die deze beelden op onze maatschappij
hebben, schrijft van Rijn.259
De mediabeelden waar Hondius aan refereert, hebben hun eigen iconografische geschiedenis.
Beeldmakers reageren binnen een beeldcultuur op elkaar en op eerder gemaakte beelden,
waardoor bepaalde patronen of codes ontstaan. Deze beeldcodes zijn afkomstig uit de hele
geschiedenis van het beeld, van kunst en fotografie tot film en televisie. Omdat wij elke dag
weer met beelden geconfronteerd worden, leren we deze codes, meestal onbewust, kennen. Ze
vormen de mechanismen waarmee wij beelden duiden. Het zijn precies deze codes die
Hondius door middel van zijn werk probeert te tonen, door ze in een nieuw beeld samen te
voegen. Hondius werk roept allerlei vragen op omdat we wat hij afbeeldt niet precies kunnen
plaatsen. In de context van nieuws en media worden dit soort vragen door een artikel,
onderschrift of nieuwslezer verduidelijkt.260
Veel beelden functioneren dan ook alleen maar
omdat ze aan de hand van onderschriften en artikelen van duiding worden voorzien. Door
256 Gierstberg 2005, 143. 257 Mulder geciteerd in Gierstberg 2005, 137. 258 Clarke 1997, 29. 259 Van Rijn 2009, 129-130.
Andere kunstenaars die je in dit rijtje zou kunnen opnemen zijn bijvoorbeeld Thomas Demand, Gilles Peres en Alison Jackson. Ook binnen andere vakgebieden wordt er geschreven over het functioneren van de beeldcultuur. Een goed voorbeeld hiervan beschrijft Joris Luyendijk in zijn boek Het zijn net mensen (2006), een kritisch werk over het functioneren van de journalistiek. Hij vertelt hoe fotografen en cameramensen een massa mensen in een demonstratie zo inkaderen dat je niet precies ziet hoe groot de groep daadwerkelijk is. Zo kan het in beeld brengen van een groep van tien mensen vanwege het gekozen kader lijken op een massademonstratie. 260 Lütticken 2003. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 16-4-2012)
87
nieuwsfoto’s te ensceneren en te ontdoen van kenmerkende details ondermijnt Hondius hun
beeldstructuur en daarmee hun waarheidsgehalte.261
Hondius benadert de fotografie op theoretische wijze. Den Hartog Jager karakteriseert dit als
metafotografie: fotografie over fotografie.262
Volgens van Rijn zoekt Hondius naar hét
ultieme, iconische beeld dat als een soort verklarende blauwdruk onder alle documentaire
foto’s kan worden gelegd.263
Het werk van Hondius vormt op deze manier een doorgaande
lijn door de geschiedenis van het mediabeeld. Hij combineert de afstandelijke blik van de
voyeuristische foto’s van Walker Evans [afb. 27] met iconische documentaire beelden die we
kennen uit de World Press Photo competities [afb. 4 en 26] en overgiet dit met een saus van
perfecte compositie en belichting. Het maakproces van de foto’s is het tegenovergestelde van
deze fotobeelden, Hondius registreert niet, hij regisseert. Op de manier formuleert hij kritisch
perspectief op de mediabeelden waarop zijn foto’s gebaseerd zijn.
Ook de fotografie van Jeff Wall heeft nooit als een getuigenis van een gebeurtenis gediend,
maar als representatie die de vorm van een foto aanneemt.264
Hij is een voorvechter van de
terugkeer van het beeld in de kunst.265
Wall is vanaf de jaren zeventig bezig met de terugkeer
van het figuratieve beeld in de kunst, hij zette zich af tegen het verdwijnen van het
representatieve beeld in de kunst van de zogenaamde neo-avantgardes.266
Het fotografische
tableau is voor Wall de vorm waarin het hedendaagse en traditie samenkomen. In de literatuur
over Dead Troops Talk wordt dit werk gerelateerd aan vele beelden en kunstwerken, ook
doordat Wall er in zijn eigen essays en interviews er de aanzet toe geeft.267
Onder andere
Susan Sontag plaatst Walls voorstelling van oorlog in de traditie van de negentiende-eeuwse
historieschilderkunst en andere vormen van geschiedenis-als-spektakel zoals tableaux vivants,
wassen beelden, diorama’s en panorama’s.268
Ook kan er een parallel getrokken worden
tussen Dead Troops Talk en één van deze vormen van spektakel in het bijzonder, de
fantasmagorie. De fantasmagorie in de opvatting van Walter Benjamin vormt een schakel
tussen het werk van Jeff Wall en de negentiende-eeuwse spektakelcultuur waar hij in Dead
261 Ter Braak 2006. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 14-4-2012) 262 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007. 263 Van Rijn 2009, 129. 264 Newman 2007, 9. 265 Idem, 17. 266 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 267 Idem. 268 Sontag 2003, 123.
88
Troops Talk naar verwijst. Net als in Walls lichtkasten is een fantasmagorie een voorstelling
die gebruikt maakt van een verborgen lichtbron om de illusie van een verleden tot leven te
wekken.
Dead Troops Talk wordt wat betreft compositie en ideologische thematiek vergeleken met
Het vlot van de Medusa van Géricault (1819) [afb. 32]. Ook wordt het werk vergeleken met
slagveldscènes uit de schilderkunst uit de beeldende kunst en fotografie, zoals Napoleon op
het slagveld van Eylau van Antoine-Jean Gros (1808) [afb. 51], Roger Fentons foto Valley of
the Shadow of Death, (1855) [afb. 38] en Death of a rebel sniper at the foot of little round top
(1863) [afb. 39], van Timothy H. O ’Sullivan. Tot slot wordt Dead Troops Talk ook nog in
verband gezien met schilderijen en etsen van Goya, vooral vanwege het visionaire en
dramatische karakter ervan [afb. 35 en 36].269
Verder wordt zijn benadering van de fotogeschiedenis ook gevoed door zijn fascinatie voor
cinematografische technieken die in de fotografie kunnen worden toegepast. 270
In Dead
Troops Talk bereikt hij een productieve clash tussen ‘klassieke’ compositie-elementen en
beeldelementen die daarmee botsen door tegelijkertijd conventies uit oorlogsfotografie,
horrorfilms en historieschilderkunst over te nemen en te manipuleren.271
Appropriatie
In zowel het werk van Wall als dat van Hondius speelt het principe van ‘herfotograferen’, niet
in strikte zin, maar met aanpassingen, van bestaande beelden een belangrijke rol. Lütticken
ziet daarin een sterk verband tussen de zogenaamde appropriation art van de jaren tachtig.272
Dat het herfotograferen van foto’s rond 1980 zo’n cruciale rol speelde, hing enerzijds samen
met een van de conceptuele kunst overgenomen verzet tegen de normen van de
kunstfotografie, maar anderzijds ook met een streven om de verankering van beelden in
gegeven representatiemodellen en visuele clichés te onderzoeken. Ook deze uitspraak is van
toepassing op zowel Wall als Hondius. De appropriation art kan gezien worden als een
269 David 2007, 144-152. 270 Wall geïnterviewd door Dercon 1995, 2,3. 271 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 272 Idem. Appropriation art is een aanduiding voor het werk van vooral Amerikaanse kunstenaars als Cindy
Sherman, Jeff Koons en Richard Prince. Zij ontlenen afbeeldingen, beeldelementen, voorwerpen en illustraties
van het dagelijks leven. Vooral de werelden van de massacommunicatie, de consumptiecultuur en de reclame
spelen hierin een belangrijke rol. Hierbij grijpen ze terug op de aanpak van de Pop Art uit de jaren '60, met
name op het werk en de methoden van Andy Warhol.
89
belangrijke schakel tussen veel van de begrippen die in deze scriptie een belangrijke rol
spelen. Ze brengt namelijk onder andere klassieke documentaire fotografie, film en beeld- en
spektakelcultuur met elkaar in verband. Lütticken verbaast zich dan ook over het feit dat
Wall, die zichzelf met zo veel vormen van kunst verbindt, in teksten en interviews zwijgt over
de zogenaamde appropriation art, met zijn kritische en theoretische begeleiding, terwijl de
kunstpraktijken en theorieën vanuit deze beweging juist in de periode van zijn eerste
lichtbakwerken de kritische herbezinning op de fotografie centraal stelden.273
De
hergefotografeerde Untitled Film Stills van Cindy Sherman (1977-1980) [afb. 52] waren
bijvoorbeeld zelfkritische (meta)beelden. De appropriation art erkende de
alomtegenwoordigheid van het medium fotografie, ook wanneer zij beelden niet direct
overnam, maar er vrij op varieerde, zoals Cindy Sherman deed in haar Untitled Film Stills –
die in dat opzicht dicht bij het werk van Wall staan. Zo is het volgens Lütticken verhelderend
om Dead Troops Talk, een werk dat de esthetiserende oorlogsfotografie van binnenuit
opblaast, te beschouwen als een appropriation van dergelijke fotografie. In het verlengde van
deze bewering zou je ook de foto’s van Hondius als een appropriation van mediabeelden
kunnen zien.
4.7 Hondius, Wall & documentaire fotografie in de context van kunst en museum
Juul Hondius reflecteert op beelden uit de media, en plaatst deze vervolgens in een andere
context, die van kunst en museum. Het werk heeft de museale ruimte nodig om het proces van
associëren, nadenken en deconstrueren voor het oog van de beschouwer te kunnen laten
plaatsvinden. De beschouwer is degene die het afgebeelde narratief compleet maakt en
fungeert op deze manier ook als een soort maker, stelt van Rijn.274
Pas in een museum of
galerie, waar de foto’s in alle rust en samenhang te bekijken zijn, vallen het grote formaat, de
perfecte afwerking en uiteindelijk het feit dat de foto geënsceneerd is, op. Alleen dan merk je
als beschouwer dat de bijschriften ontbreken en hoe Hondius door middel van zijn beelden de
fotografische ‘werkelijkheid’ die wij kennen uit de media ondermijnt.
Door het levensgrote formaat en de belichting van de foto vanuit de lichtkast is de ervaring
van het kijken naar Dead Troops Talk heel anders dan die van een klassieke, afgedrukte
documentaire foto. Fotografie wordt over het algemeen gezien als een snel medium, maar
273 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 274 Idem.
90
Wall wil de beschouwer in een langzamer tempo naar zijn werk laten kijken. Door het
formaat en de belichting wordt ieder detail in de foto gelijkmatig benadrukt. Het werk van
Jeff Wall verschilt door zijn verschijningsvorm zo mogelijk nog meer van klassieke
documentaire foto’s dan het werk van Hondius. Doordat de lichtkast een verborgen lichtbron
herbergt ontstaan er volgens Wall twee atmosferen in de ruimte waar zijn werk tentoongesteld
wordt. De belichting van het werk is krachtiger dan de verlichting van de ruimte waarin de
beschouwer zich bevindt [afb 3]. In een lichtgevende afbeelding is de bron waar het beeld
vandaan komt verborgen in de lichtkast. Hierdoor raakt het beeld, soms gedeeltelijk,
gedematerialiseerd. Voor Wall is deze ervaring van twee plaatsen, twee werelden, in één
moment gevangen, een centraal gegeven in onze ervaring van moderniteit.275
Het
fotografische tableau op de lichtkast geeft het werk van Wall een haast objectmatige
kwaliteit. Chevrier somt in zijn essay The adventures of the picture form in the history of
photography (1989) de belangrijkste kenmerken van het hedendaags fotografische tableaux
op.276
Hierbij is de museale ervaring een cruciale factor. Om zichzelf te kwalificeren als
tableau moet het werk gemaakt en bedacht zijn voor een tentoonstellingsruimte. Daarnaast
vereist het tableau een picturale, uitgebalanceerde compositie en vraagt het van de fotograaf
om de intrinsieke eigenschappen van de fotografie in het werk mee te denken.
4.8 Hondius, Wall & het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie
Het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie is de laatste belangrijke ontwikkeling
binnen de hedendaagse documentaire fotografie die raakvlakken heeft met de werken van
Hondius en Wall. Het gaat hier om foto’s die geënsceneerd of met de computer samengesteld
zijn, maar uiterlijk de kenmerken hebben van een direct aan de werkelijkheid ontleende
opname.277
Hondius werk komt over als een realistisch, aan de werkelijkheid ontleend tafereel. Omdat het
afgebeelde kortgezegd te ‘perfect’ wordt weergegeven, vermoedt je als beschouwer de
enscenering ervan. Gierstberg omschrijft dit als een beeld dat niet ten dienste staat van het
overbrengen van de werkelijkheid, maar van de verheviging van een werkelijkheideffect.278
De volgende stap die Hondius van de beschouwer van zijn werk verwacht, is dat deze
275 Wall geïnterviewd door Barents 1987, 99. 276 Chevrier 1989, 116. 277 Arjen Mulder geciteerd in Gierstberg 2005, 139. 278 Gierstberg 2005, 143.
91
constructie doorzien wordt. Zelf benoemt hij zijn beelden dan ook als ficties, waarin je net als
tijdens het bekijken van een film, niet per sé stilstaat bij het waarheidsgehalte ervan.279
Hij
vertrouwt daarbij op de visuele geletterdheid van de beschouwer, die het werk kan relateren
aan beelden uit een collectief beeldgeheugen.280
Het fictieve karakter van Dead Troops Talk treedt duidelijker op de voorgrond dan dat van
Wheels II. Het is een met de computer gemonteerde fictie gebaseerd op een waargebeurd feit.
Hoewel het beeld waarheidsgetrouw is - alle details kloppen door het uitvoerige onderzoek
van de kunstenaar naar de omstandigheden die hij afbeeldt- is het vrijwel meteen duidelijk dat
het hier niet gaat om een documentaire opname. Daarnaast is ook het verhaal dat Wall
afbeeldt onmogelijk, de doden kunnen immers niet praten. Dead Troops Talk toont de
verbeelding van de kunstenaar, die zich voorstelt hoe soldaten zouden reageren op hun dood
in een hinderlaag. In dit werk is er dus nog wel degelijk sprake van een grens tussen
werkelijkheid en fictie, al wordt er door Wall mee gespeeld. In andere werken van Wall, zoals
Mimic [afb 6.] is de scheidslijn tussen feit en fictie dunner. Hier wordt een situatie afgebeeld
die ook in de realiteit had kunnen plaatsvinden. Wat betreft beeldtaal en werkwijze komen
Hondius en Wall in dit voorbeeld meer overeen dan in de vergelijking tussen Wheels II en
Dead Troops Talk. In het laatste werk wordt de grens tussen werkelijkheid en fictie
overschreden om de beschouwer mee te voeren in gedachten over de dood, een ideologisch
conflict én de relaties die het beeld legt met eerdere schilderkunst, fotografie en film. Wall is
erin geslaagd om al deze aspecten in een enkel fotografisch tableau samen te voegen.
Door veelheid aan details, de uitgesproken gezichtsuitdrukkingen en gebaren en de
cinematografische overdrijving in het werk, bereikt Wall de door Gierstberg genoemde
verheviging van een werkelijkheideffect, die karakteristiek is voor de huidige beeldcultuur.281
Wat zegt dit alles nu over de plaats die werken als die van Wall en Hondius innemen op het
snijvlak tussen kunst en documentaire? Kitty Zijlmans geeft in haar essay ‘het ene beeld is het
andere niet, kunstgeschiedenis en de huidige beeldcultuur’ (2002) een heldere analyse van
deze positie. Kunstwerken zijn geen neutrale afbeeldingen van de werkelijkheid, maar door
tijd, plaats en cultuur gekleurde representaties; het zijn constructies van een werkelijkheid en
daarmee beïnvloeden zij de beeldvorming van de beschouwer. Onderzoek naar het proces van
beeldvorming kan het inzicht verdiepen in de plaats en werking van kunst in de maatschappij.
279 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007. 280 Van Rijn 2009, 129. 281 Gierstberg 2005, 143.
92
Het is opvallend dat veel hedendaagse kunst dat inzicht al geeft. Ingezet als kritisch
instrument gebruikt ze beeldstrategieën en technieken uit andere domeinen als de reclame,
documentaire of de journalistieke reportage. De uitkomst ervan is alleen geen reclame,
documentaire, of journalistieke reportage, maar een kunstwerk (anders zou ze met haar
context samenvallen). De crux zit hem nu net in dat onderscheid. Wall en Hondius maken in
hun werk wel gebruik van de documentaire vorm, van de reportage en de journalistieke
fotografie, maar de uitkomst van hun werk overstijgt vervolgens het oogmerk van deze
anders toegepaste media, namelijk verslag te doen. Het gaat hier dus om artistieke producten,
die zijn ingebed in de brede visuele cultuur van deze tijd.282
Hierbij verbinden beide
kunstenaars zich ook nog aan iconische beelden uit het verleden.
282 Zijlmans 2002 79, 80.
93
Conclusie
De hoofdvraag van deze scriptie werd ingegeven door een aantal beweringen die in de
essaybundel Documentaire Nu! (2005) gedaan werden over werken van Juul Hondius en Jeff
Wall. In deze bundel wordt veel aandacht besteed aan beelden die in een museale context op
een bijna theoretische manier reflecteren op zaken als de fotografie zelf, het begrip
documentaire en beeldcultuur, en daarbij een beroep doen op de visuele geletterdheid van de
beschouwer. Dit leidde tot de volgende vraag:
In welke relatie staan de werken Wheels II van Juul Hondius en Dead Troops Talk van
Wall tot een traditie van documentaire fotografie?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden was het in de eerste plaats belangrijk om de
begrippen ‘document’, ‘documentaire’ en ‘documentaire traditie’ te verduidelijken. Hieruit
volgden een aantal aanknopingspunten voor de verdere analyse van de werken van Wall en
Hondius, die hun positie in het discours rondom het gemanipuleerde, maar zich documentair
voortdoende beeld in de kunst verduidelijken.
Een belangrijke vooronderstelling was dat Wall en Hondius reflecteren op het documentaire
beeld, en dit beeld deels ook deconstrueren. Op welke wijze doen zij dit? Door in twee aparte
hoofdstukken dieper in te gaan op het beeld zelf, de werkwijze en intentie van beide
kunstenaars, de relaties tussen de titelwerken en andere werken uit beide oeuvres en de relatie
van Hondius en Wall ten opzichte van de huidige ontwikkelingen in de documentaire
fotografie, heb ik geprobeerd een antwoord op deze vraag te vinden. In het vierde hoofdstuk
ging het onderzoek naar de aanname dat Wall en Hondius in hun werk op gelaagde wijze
refereren aan de klassieke documentaire fotografie, en deze deels ook deconstrueren verder
door middel van een vergelijking tussen beide kunstenaars. Blijft ook na verder onderzoek,
deze aanname steekhoudend?
94
Documentaire
De documentaire fotografie heeft de aflopen 150 jaar heel verschillende functies en
verschijningsvormen gehad. De discussies over de definitie, gepaste verschijningsvorm en
functie van de documentaire bleken van belang te zijn voor het voortbestaan en het
voortdurend vernieuwen van de documentaire fotografie. Het documentaire project ontstond
in de context van kennis en studie, beelden die encyclopedische functie hadden of een archief
vormden. Ook bracht ze landschappen, grenzen en erfgoed in beeld. De meest bekende
functie van documentaire is die van venster op de wereld. Dit betekent echter niet dat de
documentaire foto een objectief venster vormt, ze vervult vaak de functie van ‘strijdbare
ooggetuige’. Al dan niet ondersteund door tekst, geeft documentaire fotografie in deze functie
een duidelijke en activerende boodschap door.
Vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw begint men te twijfelen aan de rol van
documentaire als strijdbare ooggetuige en venster op de wereld. Als gevolg van allerlei
maatschappelijke en technologische ontwikkelingen gebeurt er een aantal dingen met de
documentaire fotografie. Deze vorm van fotografie vindt steeds meer haar weg naar het
museum, reflecteert niet alleen meer op de realiteit, maar ook op het fenomeen beeldcultuur.
Ook wordt het artificiële en geconstrueerde niet langer geschuwd. Documentaire fotografie en
geënsceneerde fotografie kruisen elkaars paden en beïnvloeden elkaar wederzijds. Het is dan
ook moeilijk om nog een onderscheid te maken tussen pure documentaire of pure kunst
De huidige periode in de documentaire fotografie die door eerder genoemde auteurs
aangeduid wordt met termen als ‘post documentaire’ ‘artificiële fotografie’ en ‘documentaire
remix’, lijkt erop te duiden dat de functie van het klassieke documentaire beeld – de wereld
laten zien zoals deze is - tegenwoordig in ieder geval deels wordt vervuld door een ander
soort beelden. Dit zijn foto’s die, ook al maken ze sterk gebruik van een documentaire
beeldtaal, door hun kunstmatigheid, enscenering of geconstrueerdheid, de beschouwer
dwingen tot reflectie op het beeld zelf, en niet alleen op het afgebeelde onderwerp.
Uit de analyse van de definitie en geschiedenis kwam een aantal belangrijke ontwikkelingen
rond de huidige documentairefotografische praktijk naar voren. Dit waren achtereenvolgens
de veranderende maatschappelijke, technische en artistieke context rondom de documentaire
fotografie, de vorm en inhoud van het documentaire beeld, postmoderne opvattingen over het
fotografische beeld, de documentaire fotografie in de context van kunst en museum en tot slot
95
het verdwijnen van de grenzen tussen feit en fictie. Deze ontwikkelingen heb ik gebruikt als
criteria om te toetsen of, en op welke wijze de werken van Wall en Hondius passen in het
discours rondom het gemanipuleerde, maar zich documentair voortdoende beeld in de kunst.
Juul Hondius
Het werk van Juul Hondius bestaat uit foto’s die documentair van aard lijken. Hij speelt een
spel met de vooroordelen en de gedachtestroom die zijn werken bij de beschouwer oproepen.
Wheels II, maar ook veel van zijn andere foto’s zijn beelden die associaties oproepen met
zaken als illegale immigratie, smokkel, armoede en burgeroorlog. Dit zijn allemaal
veelvoorkomende thema’s uit de media, waar de beschouwer bekend mee is omdat ze al zo
vaak in beeld zijn gebracht. Zijn foto’s zijn scherp, vaak gelijkmatig belicht en met weinig
opsmuk en details. Op het eerste gezicht lijken zijn foto’s werkelijke situaties weer te geven,
wanneer je beter kijkt, zie je dat de scènes zorgvuldig geconstrueerd zijn.
Hondius fungeert als een regisseur op een filmset. Op deze set heeft hij bepaalde voorwaarden
nodig. Hij stuurt zijn modellen, die hij van de straat haalt, tot vervelens toe aan, waardoor ze
de verveelde blik krijgen waar hij op wacht en die zijn foto’s een onbestemd en vervreemdend
karakter geeft. Hij moet dus als fotograaf tijdens het maakproces nadrukkelijk, langdurig en
sturend aanwezig zijn om een situatie te creëren waarin zijn personages zo verveeld en
afstandelijk overkomen dat hij als fotograaf onzichtbaar is in de foto. Vaak werkt hij met
vervoermiddelen, bussen, auto’s. Door het gebruiken van vervoersmiddelen in zijn foto’s
creëert Hondius een inwisselbare en suggestieve ruimte, die de fantasie of gedachtestroom
van de beschouwer kan prikkelen.283
Hondius zet zich met zijn werk af tegen de esthetisering en het ‘gewoon worden’ van het
menselijk leed in documentaire foto’s. Dit begon op te vallen ten tijde van de oorlogen in
voormalig Joegoslavië. Foto’s in kranten van deze oorlog hadden een romantische insteek en
lieten steeds volgens hem minder feiten zien. De voorpagina van de krant toonde volgens hem
meer illustratie dan informatie, en vertelde niets over wat er nu echt gebeurd was.284
283 Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007. 284 Idem.
96
Hondius presenteert zijn werk niet in de directe sfeer van het snapshot of de journalistieke
fotografie, maar ontwricht de stereotieperende werking van beelden uit de media
door foto’s te maken die wat betreft esthetiek overeenkomen met reclame en film. Deze
tegenstellingen werken effectief omdat deze twee werelden samengevoegd worden in een
beeld, en nog steeds botsen. De harde realiteit wordt vermengd met schoonheid. Zo laat
Hondius zien dat nieuwsfoto’s iconen geworden zijn die inspelen op de mate waarin de
beschouwer gewend is naar dergelijke beelden te kijken.285
Mensen kennen onbewust of bewust de codes en principes die aan de dagelijkse stortvloed
aan mediabeelden ten grondslag liggen. Het zijn deze ‘codes’, ook wel beeldstructuur en
grammatica genoemd, waardoor de beschouwer in de eerste instantie door zijn vooroordelen
geleid wordt tijdens het bekijken van Hondius werk. Dat valt op doordat ze door het gebrek
aan details en bijschrift de foto niet exact kunnen duiden. Vervolgens doorziet de beschouwer
dat de beelden geconstrueerd zijn en een reactie vormen op iconische mediabeelden.286
De rol van een museale context is essentieel om deze deconstructie ook daadwerkelijk voor
het oog van de beschouwer te laten plaatsvinden. Als Hondius’ foto’s ‘gewoon’ in de krant
zouden staan is het waarschijnlijk dat mensen ze voor kennisgeving aan zouden nemen. Pas in
een museum of galerie, waar de foto’s in alle rust en samenhang te bekijken zijn, valt op dat
de bijschriften ontbreken en hoe Hondius door middel van zijn beelden de fotografische
‘werkelijkheid’ die wij kennen uit de media ondermijnt.
Jeff Wall
In tegenstelling tot de foto Wheels II, is Dead Troops Talk geen suggestief beeld. De titel
verwijst naar Walls fantastische voorstelling van wat er, na een dodelijke hinderlaag, door de
soldaten zou kunnen worden besproken. De uitgebreide ondertitel, A Vision After an Ambush
of a Red Army Patrol Near Moquor, Afghanistan, heeft daarentegen een feitelijk karakter, als
een bijschrift dat onder een documentaire foto zou kunnen zijn geplaatst. Wall heeft, op wat
hij documentaire wijze noemt, onderzoek verricht naar de Afghaanse oorlog. Hij ontleende de
aankleding van zijn tafereel aan foto’s die tijdens deze oorlog gemaakt zijn [afb. 29-30]. Op
groot formaat werkt hij minutieus alle details uit. Hij bouwde het Afghaanse landschap na in
285 Sütö 2004. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html ( geraadpleegd 11-5-2012) 286 Ter Braak 2006. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 14-4-2012).
97
zijn studio. Ook de soldaten en de Moedjahedin zijn precies zo gekleed als tijdens de
Sovjetbezetting van Afghanistan het geval moet zijn geweest. Wall maakte een scenario voor
Dead Troops Talk door verschillende tekeningen te maken van de set en de figuren voordat
hij aan het fotograferen begon.287
Toen Wall rond 1988 begon met werken aan Dead Troops Talk, liep de Sovjetinvasie van
Afghanistan op zijn eind. Bijna tien jaar eerder waren Sovjettroepen Afghanistan
binnengevallen. Het had een militaire operatie moeten worden die slechts enkele weken zou
duren, maar groeide uit tot een verblijf van een kleine tien jaar. In die tien jaar laaide de
Koude Oorlog op en zou de Sovjet Unie ernstig verzwakken, wat uiteindelijk zou bijdragen
het uiteenvallen ervan.288
Jeff Wall ziet de fotografie niet als een registrerend medium, maar als vertelling, een vorm
van representatieve kunst. Zijn bekende werkwijze, foto’s op lichtkasten, waarbij het
transparante beeld van achter verlicht wordt, vormt de weerslag van een zoektocht naar een
nieuwe, uit de wereld van de reclame afkomstige methode om het dagelijks leven op een
picturale manier te representeren. Ook houdt zich bezig met de cinematografische aspecten
van de fotografie.
Grofweg kun je Walls fotowerk in drie categorieën indelen, die hij ook zelf zo benoemd
heeft.289
Eigenlijk is het oeuvre nog veel complexer opgebouwd en vallen sommige werken
binnen meerdere categorieën, maar voor de duidelijkheid is het praktisch om deze indeling te
gebruiken. De eerste categorie wordt gevormd door werken als Dead Troops Talk. Het zijn
groots uitgewerkte tableaux waarbij hij een cinematografische werkwijze hanteert. Alle
beeldelementen zijn door hem geënsceneerd, het beeld is nergens een directe weergave van
een werkelijk bestaande gebeurtenis of plaats. Binnen Walls oeuvre vormt Dead Troops Talk
een uitzondering. Dit beeld is namelijk grotesker en fantasievoller dan de meeste andere
foto’s die hij in de loop van zijn carrière als kunstenaar gemaakt heeft.
Wall reflecteert middels zijn werk niet alleen op de documentaire, ook maar op tal van andere
zaken. “Als Jeff Wall niet bestond, zou hij uitgevonden moeten worden; niemand lijkt zo
287 Wall geïnterviewd door Burnett 2005, 59. 288 Bos 2008. http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/7007/de-inval-van-de-sovjet-unie-in-afghanistan.html (geraadpleegd 12-5-2012) 289 Fried 2008, 63.
98
soeverein verschillende fracties van de kunstwereld met elkaar te verbinden als hij,” schrijft
Lütticken.290
Als kunsthistoricus heeft Wall naast zijn beeldend werk altijd veel teksten
gepubliceerd. Zijn teksten en interviews getuigen volgens Lütticken van een voortdurende
behoefte tot zelflegitimatie, vooral in historische termen.
Wall is in zijn werk en ideeën sterk beïnvloed door de geschriften van Charles Baudelaire en
dan met name zijn Le peintre de la vie moderne. Baudelaire schreef:
By modernity I mean the ephemeral, the fugitive, the contingent, the half of art whose other half is the
eternal and the immutable.291
Deze combinatie van het vluchtige met het eeuwige, oftewel het vluchtige moderne met de
eeuwige en onveranderlijke verleden, is een cruciaal element in het werk van Jeff Wall. In
vele werken combineert hij steeds weer verwijzingen naar tradities uit de schilderkunst met de
moderne fotografische en cinematografische uitwerking ervan in de lichtkast.
Wall zet zich vanaf de jaren zeventig in voor het voorzetten van een picturale traditie in de
kunst. Hij probeert deze traditie voort te zetten door het neerzetten van een fotografisch
tableau. Voornamelijk door het gebruik van de lichtkast reflecteert Wall daarbij ook op zaken
als de spektakelcultuur, materialisme en kapitalisme, omdat deze vorm zo sterk verwijst naar
reclame en advertenties. In de literatuur over Dead Troops Talk wordt dit werk dan ook
gerelateerd aan vele beelden en kunstwerken, ook doordat Wall er in zijn eigen essays en
interviews er de aanzet toe geeft.
De meest opvallende vergelijking met eerdere schilderkunst is die van Dead Troops Talk met
het vlot van de Medusa. Deze werken worden wat betreft compositie en ideologische
thematiek vergeleken. Géricaults schilderij werd gemaakt in de tijd dat de verworvenheden
van de Franse Revolutie door het weer instellen van de monarchie van Lodewijk de achttiende
in Frankrijk teniet werden gedaan. Het schip Medusa zonk in 1816 doordat het onder gezag
stond van een incompetente adellijke kapitein, een gebeurtenis die destijds voor veel ophef
zorgde.292
Vervolgens maakten de overlevenden op het vlot van de Medusa verschillende
gruwelijkheden mee. Géricault maakt van zijn schilderij, door een belangrijke rol toe te
290 Lütticken 2004. http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 (geraadpleegd 22-5-2012) 291 Baudelaire 1964 (1863), 13. 292 Newman 2007, 153.
99
bedelen aan de gekleurde Afrikaanse schipbreukelingen, een politiek statement, hij verzet zich
met dit schilderij tegen de slavenhandel.293
Géricaults schilderij roept onder meer de vraag op welke positie een kunstenaar zou moeten
innemen op het moment dat revolutionaire ideeën verslagen worden. Iets soortgelijks speelt in
de tijd dat Wall werkt aan Dead Troops Talk. Tijdens de Afghaanse oorlog ondersteunde,
trainde en bewapende de Amerikaanse regering van president Reagan de islamitische
Moedjahedin om zo het communisme in Afghanistan te bestrijden, het Rode Leger te
verzwakken en zo bij te dragen aan de val van het communisme. Dead Troops Talk is zo een
reflectie op het einde van het communisme en toont, net als het Vlot van de Medusa een
moment waarop de revolutionaire ideeën, in dit geval die van het communisme, verslagen
worden. In de interpretatie van Atkinson is de jonge Moedjahedin een symbool voor het
spelende kind. Dit koppelt hij vervolgens aan een uitspraak van Walter Benjamin, die zegt dat
zolang er kinderen zijn, revolutionaire ideeën nooit helemaal zullen verdwijnen.294
Ook wordt het werk vergeleken met slagveldscènes uit de schilderkunst uit de beeldende
kunst en fotografie, zoals Napoleon op het slagveld van Eylau van Antoine-Jean Gros (1808)
[afb. 50], Roger Fentons foto Valley of the Shadow of Death, (1855) [afb. 38] en Death of a
rebel sniper at the foot of little round top (1863) [afb. 39], van Timothy H. O ’Sullivan. Deze
werken hebben als overeenkomst dat het geënsceneerde en gemanipuleerde representaties
oorlogen zijn. Wall trekt een parallel met documentaire oorlogsfotografie omdat hij in Dead
Troops Talk een waarheidsclaim wil neerleggen, die vervolgens door de pratende dode
soldaten tenietgedaan wordt.295
Tot slot wordt Dead Troops Talk door Susan Sontag in de traditie van de negentiende-eeuwse
historieschilderkunst en andere vormen van geschiedenis-als-spektakel zoals tableaux vivants,
wassen beelden, fantasmagorieën, diorama’s en panorama’s geplaatst.· Deze spectaculaire
media, in het bijzonder de fantasmagorie, hebben als overeenkomst met Dead Troops Talk dat
ze het verleden op een verbazende en spookachtige manier tot leven wekken. In Dead Troops
Talk bereikt Wall een productieve clash tussen ‘klassieke’ compositie-elementen en
beeldelementen die daarmee botsen door tegelijkertijd conventies uit oorlogsfotografie,
293 Aldaheff 2002, 183. 294 Atkinson 1993, 41-45. 295 Wall geïnterviewd door Burnett 2005, 59.
100
horrorfilms en historieschilderkunst over te nemen en te manipuleren.296
In Dead Troops Talk
verbindt hij, net als in vele van zijn werken, op deze manier een hedendaagse gebeurtenis met
beeldtradities uit het verleden.
Versus
Welke inzichten levert een vergelijking tussen Wheels II en Dead Troops Talk op?
De belangrijkste overeenkomst tussen de werken van Juul Hondius en Jeff Wall is dat zij
beide gebruik maken van de praktijk van enscenering en daarbij onder andere verwijzen naar
de beeldtaal van de documentaire fotografie. Vervolgens zijn er vooral verschillen tussen
beide kunstenaars op te merken.
Juul Hondius richt zich, wat onderwerp en beeldtaal sterk op beelden uit de media. Door
middel van zijn foto’s onderzoekt hij de codes en principes die aan de dagelijkse stortvloed
aan mediabeelden ten grondslag liggen. Documentaire foto’s verkrijgen, onder andere door
herhaling van codes en principes, een iconische status. Deze iconische beelden vormen de
modellen achter de foto’s van Hondius. Hiermee, schrijft van Rijn, past Hondius in de
gelederen van wat we inmiddels een beweging kunnen noemen van fotografen en filmmakers
die diepgaand reflecteren op beelden uit de media en de gevolgen die deze beelden op onze
maatschappij hebben.297
Dead Troops Talk is een nog veel complexer beeld dan Wheels II. Wall verhoudt zich tot een
documentaire traditie door zich te baseren op uitgebreid onderzoek, een beeld te maken dat
een nieuwsfeit als basis heeft en door onder andere te verwijzen naar documentaire
oorlogsfotografie. Maar dat is niet het enige. Vanuit het werk zijn, zoals in de voorgaande
hoofdstukken gebleken is, nog tientallen andere parallellen te trekken in de richting van
schilderkunst, fotografie, literatuur, film en spectaculaire media. In Walls technische,
lichtgevende en spectaculaire werk is het documentaire beeld een achtergrond van een
somber, maar grotesk spektakel. Terwijl hij feit, fictie en visioen vermengt vindt Wall
belangrijke voorgangers in Goya, meester in het visualiseren van gruwelijkheden, en in
Géricault, die op nog meer dramatische en meeslepende wijze dan Wall, een contemporaine
gebeurtenis weet te verbinden aan een ideologische, revolutionaire boodschap. Zo verbindt
296 Lütticken 2003. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 16-4-2012) 297 Van Rijn 2009, 129-130.
101
Wall ook in Dead Troops Talk het heden aan een verleden, een belangrijke rode draad in zijn
oeuvre. Wall regisseert zijn dode soldaten in een spektakel, dat stralend door de lichtkast op
de voorgrond treedt. Het groteske karakter van het beeld komt eerder naar voren dan de
documentaire achtergrond ervan.
Lütticken wijst er herhaaldelijk op dat Wall er veel aan gelegen is om zijn werk
kunsthistorisch te legitimeren en zo een picturale beeldtraditie voort te zetten. Hij streeft naar
de erkenning van representatieve fotografie als kunstvorm.298
In het licht van de vergelijking
tussen Wall en Hondius zijn de opmerkingen die hij maakt over appropriatie belangrijk en
verhelderend. Beide kunstenaars houden zich bezig met ‘herfotograferen’, niet in strikte zin,
maar met aanpassingen, door gebruik te maken bestaande beelden een belangrijke rol.
Lütticken ziet daarin een sterk verband tussen de zogenaamde approprition art van de jaren
tachtig.299
Dit hangt samen met een streven van veel fotografen die zich op het snijvlak van
kunst en documentaire om hun beelden verankering te geven in representatiemodellen en
visuele clichés te onderzoeken. De appropriation art kan gezien worden als een belangrijke
schakel tussen veel van de begrippen die in deze scriptie een belangrijke rol spelen. Ze brengt
namelijk onder andere klassieke documentaire fotografie, film en beeld- en spektakelcultuur
met elkaar in verband. Daarom is het volgens Lütticken verhelderend om Dead Troops Talk,
een werk dat, (volgens Sontag J.B.) de esthetiserende oorlogsfotografie van binnenuit
opblaast, te beschouwen als een appropriation van dergelijke fotografie.300
In het verlengde
van deze bewering zou je ook de foto’s van Hondius als een appropriation van mediabeelden
kunnen zien.
In welke relatie staan, samengevat, de werken Wheels II van Juul Hondius en Dead Troops
Talk van Wall tot een traditie van documentaire fotografie? Beide kunstenaar maken gebruik
van beeldstrategieën en technieken uit andere domeinen als de documentaire fotografie, de
journalistieke reportgage, maar ook reclame en film. De uitkomst ervan is alleen geen
reclame, een documentaire, of journalistieke reportage pur sang, maar een kunstwerk,
gemaakt en bedacht voor een museale context. Wall en Hondius maken in de besproken
werken gebruik van de documentaire beeldtaal, van de reportage en de journalistieke
fotografie. De uitkomst ervan overstijgt het doel van de klassieke documentaire, namelijk
298 Lütticken 2003. http://www.juulhondius.com/juulhondius.html (geraadpleegd 16-4-2012) 299 Idem. 300 Idem.
102
verslag te doen en fungeren als strijdbare ooggetuige. Het gaat hier dus om artistieke
producten, die ingebed zijn in de ontwikkelingen van een ‘post documentair’ tijdperk en de
brede visuele cultuur van deze tijd.301
Hierbij refereren beide kunstenaars ook nog aan
iconische beelden uit het verleden. Vooral voor Jeff Wall geldt dat zijn werk net zozeer
verbonden is met tradities uit de schilderkunst als met tradities uit de documentaire fotografie.
Net als er binnen de documentaire fotografie altijd verschillende opvattingen en strategieën
zijn geweest, lijkt dit nu ook het geval te zijn bij kunstenaars die op de documentaire
fotografie reageren.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
Tijdens het werken aan deze scriptie werd duidelijk dat vanuit de twee titelwerken talloze
verbindingen gemaakt kunnen worden naar uiteenlopende en overlappende subthema’s. Mijn
aanbevelingen voor verder onderzoek richten zich dan ook op meer specifieke onderwerpen
die tijdens het doen van dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Vooral het oeuvre van Jeff
Wall is zo groot, uiteenlopend en complex oeuvre, dat er tal van invalshoeken zijn om hier
verder onderzoek naar te doen. Dit blijkt ook uit de enorme hoeveelheid literatuur die al over
deze kunstenaar uitgegeven is. De suggestie die Lütticken geeft, om het werk van Wall verder
te onderzoeken als een vorm van appropriation, is een voorbeeld van een van de vele
mogelijkheden. In Walls werk komen tientallen invloeden samen, waar Hondius richt zich
meer specifiek richt op het mediabeeld. Het vergelijken van Juul Hondius met een kunstenaar
als Grimonprez, die zich ook voornamelijk op de media richt, zou een meer gericht en
onderzoek kunnen opleveren. Een verdieping van deze scriptie zou bereikt kunnen worden
door de werken van Wall en Hondius niet te af te zetten tegen documentaire fotografie, maar
deze thematisch gerichter te vergelijken met beelden van oorlog, geweld en hun weerslag
ervan in de maatschappij gedurende een bepaalde periode (al zou ik dan uit het oeuvre van
Hondius een ander werk als titelwerk gekozen hebben, bijvoorbeeld UN Defender, (2000)
[afb. 21]. Zo’n onderzoek zou een meer iconografische inslag hebben en zou een kritische
aanvulling kunnen vormen op een tekst als Susan Sontags Regarding the pain of others
(2003). Het thema zou zelfs nog verder ingeperkt kunnen wanneer je alleen uitgaat van Dead
Troops Talk en vervolgens onderzoekt hoe het thema van de dode soldaat zijn voorgangers
kent in de geschiedenis van de beeldende kunst en fotografie.
301 Zijlmans 2002 79, 80.
103
Bijlagen
104
105
Bibliografie
Albert Aldaheff, Gericault, art and race, New York 2002
Nina Athanassoglou-Kallmyer, ‘Géricault's Severed Heads and Limbs; The Politics and
Aesthetics of the Scaffold’, The Art Bulletin 74 (1992) 4, 599-618
Els Barents, ‘Typology, luminescense, freedom; Selections from a conversation with Jeff
Wall’, in: Jeff Wall, Transparancies, New York 1987, 99.
Menno Bos 2008, ‘De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan’ Het Historisch Nieuwsblad 1
(2008)
(geraadpleegd via http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/7007/de-inval-van-de-sovjet-
unie-in-afghanistan.html 12-5-2012)
Lex ter Braak, ‘Geen woorden maar beelden’ De Gids 12 (2006)
(geraadpleegd via www.juulhondius.com/juulhondius.swf 16-4-2012)
Charles Baudelaire, The painter of modern life and other essays (1863), (vertaald uit het Frans
door Jonathan Mayne), New York 1964
Craig Burnett, Jeff Wall, Londen 2005 (tentoonstellingscatalogus)
Jean-François Chevrier, ‘Documentaire, document, getuigenis’ in: Frits Gierstberg, Maartje
van den Heuvel, Hans Scholten, Martijn Verhoeven (red.), Documentaire nu!; hedendaagse
strategieën in fotografie, film en beeldende kunst, Rotterdam 2005, 46-57
Jean François Chevrier, ‘The interiorized Academy; Interview with Jean Francois Chevrier
(1990)’ in: Thierry de Duve, Arielle Pelenc, Boris Groys, Jean-Francois Chevrier (red.) Jeff
Wall, Londen 2002², 104-111.
106
Jean-François Chevrier, ‘The Adventures of the Picture Form in the History of Photography’
(1989), in: Douglas Fogle (red.), The Last Picture Show; Artists Using Photography 1960-
1982, Minneapolis 2003
(tentoonstellingscatalogus)
Jean-Francois Chevrier ‘The spectres of the everyday’ (2002), in: Thierry de Duve, Arielle
Pelenc, Boris Groys, Jean-Francois Chevrier (red.) Jeff Wall, Londen 2002², 164-188
Graham Clarke, The Photograph, Oxford 1997
Margaret Cohen, ‘Walter Benjamin's Phantasmagoria’, New German Critique 48 (1989), 87-
107
Catherine David, ‘Photography and the Cinema’, in: David Campany, The Cinematic;
Documents: of Contemporary Art, Londen 2007, 144-152.
Chris Dercon, Visual art imitates cinematography, how our perception of stillness has
changed; transcript of an interview by the director of museum Boymans van Beuningen, Chris
Dercon with the artist Jeff Wall, 1996’ Boijmans Bulletin 1 (2001) 2, 1-7
Thierry de Duve, ‘The mainstream and the crooked Path (1996)’, in: Thierry de Duve, Arielle
Pelenc, Boris Groys, Jean-Francois Chevrier (red.) Jeff Wall, Londen 2002², 25-53.
Steve Edwards, ‘Jeff Wall; Introduction’, Oxford Art Journal 30 (2007) 1, 1-5
Michael Fried, ‘Jeff Wall, Wittgenstein, and the Everyday,’ Critical Inquiry 33 (2007), 495-
526
Michael Fried, Why photography matters as art as never before, New Haven, 2008
Frits Gierstberg, Maartje van den Heuvel, Hans Scholten, Martijn Verhoeven (red.)
Documentaire nu!; hedendaagse strategieën in fotografie, film en beeldende kunst, Rotterdam
2005
107
Ken Gonzalez- Day, ‘Analytical Photography; Portraiture, from the Index to the Epidermis’
Leonardo 35 (2002) 1, 23-30
108
Hans den Hartog-Jager, Radio-interview met Juul Hondius, De Avonden, 21-3-2007.
Maartje van den Heuvel, ‘Spiegel van de beeldcultuur; de documentaire ter discussie’ in: Frits
Gierstberg, Maartje van den Heuvel, Hans Scholten, Martijn Verhoeven (red.), Documentaire
nu!; hedendaagse strategieën in fotografie, film en beeldende kunst, Rotterdam 2005, 108-
122
Anne H. Hoy, Fabrications; Staged, altered and appropriated photographs, New York 1987
Françoise Joly (red.), Short guide / Kurzführer, Kassel 1997 (tentoonstellingscatalogus)
Robert Jones, ‘Johan Grimonprez’, Frieze Magazine 38 (1998)
(Geraadpleegd via http://www.frieze.com/issue/review/johan_grimonprez/ 6-5-2012)
Rosalind Krauss, ‘Notes on the Index; Part I,’ in: The Originality of the Avant-Garde and
Other Modernist Myths, Cambridge 1985, 203.
Olivier Lugon, ´Documentaire, document, getuigenis´ in: Frits Gierstberg, Maartje van den
Heuvel, Hans Scholten, Martijn Verhoeven (red.), Documentaire nu!; hedendaagse
strategieën in fotografie, film en beeldende kunst, Rotterdam 2005, 65-74
Sven Lütticken, ‘Juul Hondius, Amsterdam ; the show Faction features large color
photographs of topics in the news’ Art Forum september (2003) 7
(geraadpleegd via http://www.juulhondius.com/juulhondius.html 16-4-2012)
Sven Lütticken, ‘ Eeuwige schoonheid, Jeff Wall en de traditie, De witte raaf 107 (2004),
(geraadpleegd via http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/2736 22-5-2012)
Michael Newman, Jeff Wall, Jeff Wall; works and collected writings, New York 2007
Ilse van Rijn, ‘Indivisuals’, Foam magazine 18 (2009), 111-130
Lee Robbins, 'Lightbox, Camera, Action!', Artnews 94 (1995) 9, 220-223
109
S.A. Juul Hondius, Mister Motley 16 (2007) (geraadpleegd via
http://mistermotley.nl/Archief/Nummers/16/Art/juul-hondius/ 3-5-2012)
Susan Sontag, On Photography, New York 1977
Susan Sontan, Regarding the pain of others, New York 2003
Wilma Sütö, Delay- Old and New Europe; artists investigate the transit zone, Rotterdam
2004 (tentoonstellingscatalogus)
(geraadpleegd via http://www.juulhondius.com/juulhondius.html 11-5-2012)
William Stott, Documentary expression and thirties America, New York 1973.
Jeff Wall, ‘Marks of Indifference; Aspects of Photography in, or as, Conceptual Art’ (1995),
in: Ann Goldstein en Anne Rorimer (red.), Reconsidering the Object of Art; 1965-1975, Los
Angeles 1995, 247-267
Jeff Wall, ‘Unity and Fragmentation in Manet’ (1984), in: Michael Newman, Jeff Wall, Jeff
Wall, works and collected writings, New York 2007, 299-304
Jeff Wall, ‘Monochrome and photojournalism in On Kawara’s today paintings’ (1996) in:
Michael Newman, Jeff Wall, Jeff Wall; works and collected writings, New York 2007, 329-
340
Kitty Zijlmans, ‘het ene beeld is het andere niet; kunstgeschiedenis en de huidige
beeldcultuur’ in: Frits Gierstberg en Warna Oosterbaan (red.), De Plaatjesmaatschappij,
essays over de huidige beeldcultuur, Rotterdam 2002, 73-81.
110
Websites
Tate Modern, website bij expositie Jeff Wall, Photographs 1978-2004, 21-9-2005 – 8-1-2006
http://www.tate.org.uk/whats-on/tate-modern/exhibition/jeff-wall/room-guide/jeff-wall-room-
8 (geraadpleegd 10-3-2012)
Biografie van Jeff Wall op de website van Tate Modern. http://www.tate.org.uk/art/artists/jeff-
wall-2359/text-artist-biography
(geraadpleegd 17-4-2012)
World Press Photo 2011. http://www.worldpressphoto.org/photo/world-press-photo-year-
2011-0 (geraadpleegd 1-5-2012)
Biografie van Allan Sekula door Herma Schmutz op de website van de Generali Foundation.
http://foundation.generali.at/index.php?id=389&L=1&tx_pksaw_pi3%5BshowUid%5D=186
(Geraadpleegd 16-5-2012)
Tekst bij tentoonstelling ‘Mutual sights’ in Yours Gallery, Warschau, Polen. 14-1 t.m. 27-2-
2011. http://www.positive-magazine.com/photography/mutual-sights-by-juul-hondius-at-
yours-gallery/ (geraadpleegd 16-4-2012)
Officiële website Martin Parr. http://www.martinparr.com/index1.html (geraadpleegd 28-5-
2012)
111
112
Afbeeldingen
[1] Juul Hondius, Wheels II, 2009. c-print diasec, 148 x 120 cm.
113
114
Vorige pagina:
[2] Jeff Wall, Dead Troops Talk (A vision after an ambush of a Red Army patrol, near Moqor,
Afghanistan, winter 1986), 1992. Cibachrome-dia geprojecteerd op transparant met lichtkast,
229 x 417 cm.
[2] Hoewel van onbekende bron, geeft deze afbeelding een indicatie van het effect van de
lichtkast.
[4] Samuel Saranda, Portret van Fatima al-Qaws die haar zoon Zayed (18) wiegt, die aan de
gevolgen van traangas lijdt nadat hij heeft meegedaan aan een straatbetoging in Sanaa,
Jemen op 15 oktober 2011, 2011. Digitale foto.
115
[5] Jeff Wall, The Vampires' Picnic, 1991. Cibachrome-dia geprojecteerd op transparant op
lichtkast, 229 × 335 cm. National Gallery of Canada, Ottawa.
[6] Jeff Wall, Mimic, 1982. Cibachrome-dia geprojecteerd transparant op lichtkast, 198 x
228,6 cm. The Ydessa Hendeles Art Foundation, Toronto.
116
[7] Jeff Wall, Eviction Struggle, 1988. Cibachrome-dia geprojecteerd op transparant op
lichtkast 229x414 cm.
[8] Johan Grimonprez, Dial h-i-s-t-o-r-y, 1997. DVD hoes, 13,5 x 19 cm.
(film: DVD, 68 min; kleur; stereo)
117
[9] Louis-Jaques-Mandé Daguerre, Fossils and Shells, 1839. Daguerreotypie. Musée National
des Techniques C.N.A.M., Parijs.
[10] Jacob Riis, Bandits’ roost, 1988. Uit: ‘How the other half lives’, New York, 1890.
118
[11] Lewis Hine, Glass Blower and Mold Boy, Grafton, WV, 1908. National Archives and
Records Administration, Records of the Department of Commerce and Labor, Children's
Bureau.
[12] Walker Evans, Bud Fields and his family, Alabama, 1936. Uit: Walker Evans en James
Agee, Let Us Now Praise Famous Men, 1941.
119
[13] Dorothea Lange, Migrant Mother, 1936.
[14] Alexander Rodchenko, Lily Brik, 1924.
120
[15] John Heartfield, Illustraties in Arbeiter Illustrierte Zeitung, vol. 9, no. 6, 1930. The
Metropolitan Museum of Art, Ford Motor Company Collection, New York.
[16] Hung Cong (Nick) Ut, Accidental Napalm Attack, 1972.
121
[17] Allan Sekula, Untitled Slide Sequence, 1972. Installatie, dia-projectie.
Dia no. 1 van 25 zwartwitdia’s, 35mm, projectie in intervallen van 13 seconden, totale duur
17 min 20 sec. (loop). Zwarte projectieruimte van c.a. 2200x 300 cm. Dye-cut transfer text op
de muren van de buitenwand van de projectieruimte:
"Workers leaving the factory at the end of a day shift, General Dynamics, Convair Division
aerospace factory, San Diego, California, 17 February 1972". Generali Foundation, Wenen.
[18] Martin Parr, foto uit de serie ‘Think of Germany’ 2002.
122
[19] Bernd en Hilla Becher, Coal Bunkers, 1974. Foto op board, 149 x 100 cm. Tate Britain,
Londen.
[20] Andreas Gursky, Der Rhein II, 1999. Fotoafruk op papier, 156 x 308 cm. Tate Britain,
Londen.
123
[21] Juul Hondius, Un Defender, 2000. Cibachrome afdruk, 124 x 155 cm
[22] Juul Hondius, Man #1, 1999. C-print diasec, 125 x 164 cm. Galerie Akinci, Amsterdam.
124
[23] Juul Hondius, Plastic, 2001. C-print diasec, 160x125 cm. Galerie Akinci, Amsterdam.
[24] Juul Hondius, Bus, 2001. C-print diasec, 162 x 123 cm. Centraal Museum Utrecht.
125
[25] Juul Hondius, A complex newspaper, 2002. Print.
[26] Claus Bjørn Larsen, A man walks the streets in one of the largest gathering points for
ethnic Albanian refugees fleeing violence in Kosovo, 1999.
126
[27] Walker Evans, Subway Passengers, 1938. Gelatine zilverprint, 12.2 x 15 cm. The
Metropolitan Museum of Art, New York.
[28] Juul Honius, Flight, 2004. C-print diasec, 160 x 125 cm. Centraal Museum, Utrecht.
127
[29] E. Kuvakin, Soviet troops in Afghanistan. Highlands near Kabul, 1986.
[30] Onbekend, Mujahideen in Kunar, Afghanistan, Tari Sar observation post before mortar
attack on Shigal Tarna garrison, Kunar, 1987.
128
31. Roy Arden, S.D. Stills gemaakt tijdens de productie van Dead Troops Talk.
129
[32] Theodore Géricault, Het vlot van de Medusa, 1819. Olie op doek, 491 x 716 cm. Musée
du Louvre, Parijs.
[33] Thoré, Le Naufrage de M. Brisson au Cap-Blanc, en 1785,1802. Gravure. Bibliothèque
National de France, Parijs.
130
[34] Théodore Géricault, Studie voor de figuur staande op een ton, 1819. Tekening.
[35] Fransisco de Goya,44: Yo lo vi, c.a. 1810-1920,ets.
131
[36] Fransisco de Goya, Capricho’s plaat 47- Hommage aan de meester, 1799. ets.
[37] Madame Tussaud, Wax heads of Robespierre and Fouquier Tinville. S.D. Madame
Tussauds Museum, Londen.
132
[38] Roger Fenton, Valley of the Shadow of Death, 1855. Zoutafdruk, 25 x 27 cm. The J. Paul
Getty Museum, Los Angeles.
[39] Timothy H. O’ Sullivan, Death of a rebel sniper at the foot of Little Round Top, 1863.
133
[40] Jeff Wall, A wall in a former bakery, 2003. Cibachrome-dia geprojecteerd op transparant
met lichtkast, 119 x151 cm.
[41] Jeff Wall, Cyclist, 1996. Zwart-wit afdruk in lijst, 238 x 307 cm. Museum de Pont,
Tilburg.
134
[42] Constatin Guys, Bazar de la volupté, c.a. 1865-1870, inkt op vellum.
[43] Jeff Wall, Picture for Women, 1979. Cibachrome-dia geprojecteerd op transparant met
lichtkast, 142,5 x 204,5 cm. Tate Modern, Londen.
135
[44] Edouard Manet, Bar aux Folies-Bergère, 1882. Olie op doek, 96 x 130 cm. Courtauld
Institute of Art Gallery, London
[45] Jeff Wall, A Sudden Ghust of Wind (after Hokusai), 1993. Cibachrome-dia geprojecteerd
op transparant met lichtkast, 250 x 397 cm. Tate Modern, Londen.
136
[46] Katsushika Hokusai, A High Wind in Yeijiri, Suruga Province, 1827. Houtsnede, 35x38
cm. Uit de serie 36 zichten op de berg Fuji. British Museum, Londen.
[47] Jeff Wall, The Destroyed Room, 1978. Cibachrome-dia geprojecteerd op transparant met
lichtkast, 159 x 234 cm. The National Gallery of Canada, Ottawa.
137
[48] Eugène Delacroix, De dood van Sardanapalus,1827. Olie op doek, 392 x 496 cm. Musée
du Louvre, Parijs.
[49] Dan Graham, Homes for America, 1966-67. Foto essay in Arts magazine, 1966-1967, 20-
21.
138
[50] Etienne-Gaspard Robertson Robertson, Fantasmagorie. Gravure in: F. Marion, The
Wonders of Optics, New York, 1869.
[51] Antoine-Jean Gros, Napoleon op het slagveld van Eylau, 1808. Olie op doek, 521 x 784
cm. Musée du Louvre, Parijs.
139
[52] Cindy Sherman, Untitled Film Still #15, 1978. Zilvergelatine afdruk, 24 x 18.9 cm.
Solomon R. Guggenheim Museum, New York.